Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Zwarte regen

Auteur: Thomas Stangl

Zijn we nu eigenlijk punks of anarchisten, vraagt hem zijn vriend, als ze tijdens de grote pauze op tafel zitten en hun benen laten bungelen, tja, zegt hij, misschien anarchisten. Later voordat hij in slaap valt, schiet hem te binnen dat ze geen punks kunnen zijn, omdat dat een manier van leven is en ze niet leven als punks, ze kunnen anarchisten zijn zonder iets te doen, dus zijn ze anarchisten.
        Anderzijds weet hij niet zeker of zijn vriend hem niet in de maling neemt (hij weet nooit zeker of mensen serieus met hem praten of hem in de maling nemen; hij kan namelijk niet geloven dat de anderen even weinig van het leven snappen als hij: bij twijfel glimlacht hij onzeker in plaats van antwoord te geven). Misschien, denkt hij een paar decennia later, heeft zijn vriend hem ook gevraagd of ze hippies dan wel anarchisten zijn, het is zelfs waarschijnlijker, zijn sympathie??n voor punks en hippies zijn in die tijd even groot en even vaag, beiden staan voor een ander leven, de prikkel en het gevaar van een ander leven, hij heeft nooit begrepen waarom de punks de hippies zo erg haten, hij is voor liefde en voor destructie.
        Hij gaat naar huis, eet wat zijn moeder voor hem gekookt heeft, gaat na het eten op bed liggen en leest De korte zomer van de anarchie van Hans Magnus Enzensberger: hij weet precies wat de afkortingen POUM, CNT, FAI betekenen en dat de heersende orde moet worden vernietigd. Als hij niet naar de radio luistert, dan zet hij een plaat op: When the law breaks in, how you???re gonna go, shot down on the pavement or waiting in death row, wordt hem onheilspellend door Joe Strummer gevraagd, de naam The Clash bevalt hem wel: hij kijkt uit naar een klap die alles opblaast: niet alleen de dingen en de vormen, maar de hele atmosfeer; dat wat hij ???de maatschappij??? noemt en wat minder uit mensen bestaat dan uit rondtrekkende, zich van hoofd tot hoofd voortplantende hardnekkige gedachten en vuile rotstreken. Meteen aan het begin van de plaat roept hem de catastrofe toe: London is drowning and I live by the river, zingt Joe Strummer met overslaande stem; ???s morgensvroeg staat hij slaperig tussen ginnegappende kinderen en scheldende oudjes in de tram, de hemel is morsig en geel, hij ziet de tram ontsporen en, terwijl hij door het schuifraam glijdt en ervandoor zwemt, in de rivier, onderzees verdwijnen. Hij is alleen thuis, zijn eigen huis, vlakbij de Theems of de zee, ligt in zijn bed te slapen, maar met maar ????n helft van zijn hersenen. De politieagenten, drie of vier grimmig vermomde gestalten, deuken zijn deur in, wat ze nauwelijks moeite kost, en als in een dans (hij danst niet als iemand hem daarbij zou kunnen gadeslaan), reageert hij lenig op deze inval. Hij grijpt naar het pistool onder het hoofdkussen, richt het op de politieagenten, wacht op de inslag in zijn borst, zijn voorhoofd, de kogel die zijn vlees aan flarden rijt.
You can kick us, you can bruise us, but you have to answer to, ho-ho, the guns of Brixton
.
       
De sc??ne laat zich naar believen telkens weer herhalen: hij wacht, de kogel raakt in de atmosfeer de weg kwijt en treft hem niet; of treft hem en gaat door hem heen (een licht kietelen op zijn huid, een zwaar gevoel in zijn borst); hij is iemand anders die wacht op de kogel die telkens weer door hem heen zal gaan. De plek is Brixton in 1980; misschien ook Managua in 1979; of Barcelona in 1936, of Parijs in 1924, het is Parijs, Praag en Vietnam in 1968, wat niet minder ver weg is dan 1936, ook het heden is nauwelijks dichterbij: daarentegen is 1936, 1968 nauwelijks verder weg dan het heden.
        Alle revoluties ontmoeten elkaar in hetzelfde gebaar, waarvan hij ziet dat hij het gadeslaat, de glans van het gebaar dient op hem terug te vallen; de revolutionaire momenten aller tijden bestaan gelijktijdig, al zijn ze een tikkeltje uitgeput, Buenaventura Durruti met zijn schotwond groet Sid Vicious, die met een pistool naast Jim Morrison (of George Harrison of Charles Manson of een ander langharig heerschap met openstaand hemd) staat, Herbert Marcuse leunt al snel naast Aragon en Breton, Peter Weiss en een bebaarde heer die Bakoenin heet (en altijd ongelezen zal blijven) in de boekenkast, de woning wiegt mee op de golven, in de keuken doet moeder de vaat. De simpelste surrealistische daad, schrijft Andr?? Breton, is om de straat op te gaan en een willekeurige voorbijganger neer te schieten.
        Eigenlijk vindt hij de muziek die bij de naam The Clash hoort, nog te keurig en braaf; eigenlijk zou muziek helemaal geen vorm meer moeten hebben om deze naam te verdienen. Iemand zal hem moeten voorgaan, tot aan de grens: de glans slaat op hem terug, als een uit zijn baan gebrachte pistoolkogel.
        Deze zomer leert hij dat hij te voet dwars door de binnenstad van Wenen kan gaan, alleen en zonder dat iemand hem ophoudt; hij kan zijn blik (als een pistool) richten op willekeurige passanten en van ze af laten glijden, steeds weer nieuwe kleine straten ontdekken, terwijl het in zijn hoofd zingt van Ich m??chte ein Eisb??r sein, tegen wil en dank, hij vindt het kinderkitsch, hij is bang dat deze kinderkitsch, die vanuit de radio op hem afkomt, voor altijd aan hem kleeft en altijd bij hem zal passen, meer dan de muziek waar hij naar verlangt.
        Ligt hij op bed, onder de gele, morsige hemel van het plafond, dan leest hij Pilzer und Pelzer of Triebstruktur und Gesellschaft en hij luistert op de radio naar de ??3-Musicbox, elke werkdag om 15.05 uur, daar ontdekt hij waar de grenzen liggen en door wie daar op hem wordt gewacht, terwijl hij hier wacht; welke muziek de nieuwste, de wildste, de meest ongehoorde is; naar welke muziek hij mag luisteren om de luister van zijn excentriciteit te beleven. Joy Division, Throbbing Gristle, Suicide, de Einst??rzende Neubauten, de Borsig-Werke. Muziek waar je naar mag luisteren, weerklinkt bij de ??3-Musicbox, bijna nergens anders, zoals boeken die je mag lezen, uitkomen bij uitgeverij Suhrkamp en bijna nergens anders. Wat kan er allemaal gebeuren, hoeveel beweging is er mogelijk, zonder dat hij zich van zijn bed vandaan beweegt, van een punt dat bijna even ver verwijderd is van alle andere punten in de wereld.
        Hij leeft in een paradijs van betrekkingsloosheid: precies het juiste niets van waaruit je kunt toeslaan. Men dient absoluut modern, absoluut radicaal te zijn: het teken willen dragen.
       
Zou de gele hemel niet gewoonweg kunnen openbarsten, naast zijn bed stroomt de Theems, iemand trapt de deur open?

 Het vervolg lees je in de papieren versie van DW B 2013 2