Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Hagelwitte afzondering. In de Dode kamer van Erik Spinoy

Verschenen in: Groter en wreder dan ik
Auteur: Laurens Ham
Erik Spinoy, Dode Kamer, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011.
Download deze tekst in pdf:


Hagelwit: in dat ene woord weerspiegelt zich de wereld waarin we ons als lezers van Erik Spinoys Dode kamer (2011) opsluiten. Elf keer komt het woord voor in deze bundel. Het herinnert aan de white cube, de modernistische museumzaal die de afgelopen halve eeuw onze kunstbeschouwing zo bepaald heeft. Het doet denken aan het ijskristal waarmee het perfect gesloten moderne kunstwerk vergeleken wordt bij een dichter als Maurice Gilliams. Ten slotte leidt het naar het wit van het papier waarover we onze ogen laten gaan, een metafictionele beweging die zoveel dichters van het modernisme ons hebben laten maken. Het is duidelijk: in zijn zevende bundel brengt Spinoy ons in het hart van de modernistische traditie.
      
Dat lijkt een ongebruikelijke keuze. Is Spinoy niet een van de Vlaamse postmoderne Grote Drie (naast Peter Verhelst en Dirk van Bastelaere), een drietal dat voorgoed met zijn door eenheid geobsedeerde voorgangers wilde afrekenen? Inderdaad is dat de visie die we gepresenteerd krijgen in boeken als Postmoderne po??zie in Nederland en Vlaanderen (2003) van Thomas Vaessens en Jos Joosten. Het is echter niet het hele verhaal. Geert Buelens liet in zijn uitvoerige analyse van het werk van Spinoy (in Van Ostaijen tot heden, 2001) al zien dat Spinoy een heel wat minder dogmatische en vooral een minder cerebrale postmoderne dichter is dan in de kritiek wordt voorgesteld. Bovendien: moeten we Dode kamer niet een postmoderne dichtbundel pur sang noemen? Het boek reflecteert onophoudelijk op de mogelijkheidsvoorwaarden en grondbeginselen van de modernistische schrijfkunst op een manier die voor modernisten zelf nog niet mogelijk was.
      
Spinoy leidt de lezer afwisselend in en uit de dode kamer. Als ze erin zitten, krijgen ze iets mee van het sublieme gevoel dat autonomie oproept. Als ze erbuiten staan, realiseren ze zich dat die ervaring van autonomie altijd slechts een illusie is.

Voor het volledige artikel: zie de pdf-versie.