Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Conversaties met P.


Lang geleden vulde ik vrije studieruimte op met colleges Arabisch. Die taal zat logisch in elkaar, koren op de molen voor een letterenstudent met een gemiste b??taroeping. Zolang ik naamvallen en woordvormen mocht ontrafelen, liep alles goed. De schriftelijke proef vormde dan ook geen enkel probleem. Daarna volgde een mondeling examen, dat onder meer bestond uit een rudimentaire conversatie. Nu is losjes babbelen buiten mijn moedertaal nooit mijn grootste talent geweest. Naar de examenconversatie in het Arabisch keek ik dus niet uit. Gelukkig startte het gesprek met een logische reeks van begroetingen. Met de deur in huis vallen, zo hadden we geleerd, daar doen Arabisch-sprekenden liever niet aan. Zij starten met een reeks van wensen om vervolgens uitgebreid te informeren naar het welzijn van de gesprekspartner en diens familie. Slecht voor de telefoonrekening, handig voor de student die op zijn minst zeker kan zijn dat hij het gesprek enkele minuten aan de gang kan houden. Dus wisselden de docente en ikzelf vrolijk wensen uit. Vrij vertaald klonk dat zo: ???Goedemiddag, betere middag, de middag van het licht, de middag van de roos.??? Ik was al klaar om te bevestigen dat het uitstekend met me ging en dat ook mijn broers, zus, ouders, ooms en tantes het naar behoren stelden, toen de docente plots vroeg: ???De middag van de roos, wat is dat???? (yaum-al-ward, shu h??dha) Wat ze eigenlijk wilde horen heb ik nooit geweten, misschien iets grammaticaals als de overtreffende trap, maar in mijn haast om een antwoord te verzinnen schoot mij slechts te binnen: ???Dat is po??zie.??? (h??dha shi???r) En zo strandde mijn examenconversatie op een dooddoener. Want als iets po??zie is, wat kun je dan nog zeggen?


Monologische teksten
Dat ik mijn toevlucht nam tot bellettrie lag ongetwijfeld vooral aan mijn erg beperkte woordenschat. Tegelijk studeerde ik natuurlijk in eerste instantie literatuur, waardoor de inval niet zo vreemd was. Of toch? Wie, behalve onhandige journalisten, reclamemakers en nerveuze studenten, zou een uitspraak in een conversatie, of een gehele conversatie, spontaan bestempelen als po??zie? Po??zie geldt immers als monologisch: praten zonder antwoord te verwachten. Het po??tische deelgebied lyriek is daarin exemplarisch. De term is immers ontstaan toen iemand sprak of zong en daarbij op een lier ging tokkelen. Als men zich die situatie visueel tracht voor te stellen, denkt men wellicht aan een of ander individu dat tijdens vermelde handelingen voor zich uit staart, in de verte. Zo???n houding is niet bepaald bevorderlijk om een leerrijk of onderhoudend gesprek aan te vatten, laat staan gaande te houden. De spreker kijkt niet eens naar de luisteraar en evenzo lijkt tegenwoordig de ???hermetische??? dichter zijn lezer te negeren.

       Vaak is het nog erger. Dan wendt de dichter zich wel tot iemand, maar niet tot u, de lezer. Of voelt u zich aangesproken als u Guido Gezelles vers ???O krinklende winklende waterding / met ???t zwarte kabotseken aan??? leest? Zelfs als u weet wat een ???kabotseken??? is, kan ik mij moeilijk voorstellen dat u er ook een aanhebt. Aan het profiel van het vers ???Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel??? voldoen wellicht velen al te graag, maar wanneer het wezen in kwestie deze activiteiten blijkt uit te oefenen zonder armen, benen en ogen zullen de gegadigden minder dik gezaaid zijn. Om maar te zeggen dat gedichten u, de lezer, van nature buitensluiten. Hoogstens kunt u de toeschouwer zijn van een eenrichtingsgesprek. Of had u gedacht dat het waterding iets terug zou zeggen? Indien u ???ja??? antwoordt, hebt u gelijk. Op het einde van het gedicht praat het waterding, we krijgen zelfs letterlijk diens woorden te horen. Althans, dat laten de aanhalingstekens uitschijnen. Hij spreekt in naam van al zijn soortgenoten en legt uit wat zij doen op het water: ze schrijven de naam van God. Valt in dit gedicht dan toch een kiem van een conversatie te vinden? Wel lijkt het antwoord van het waterding verdacht veel op de boodschap van de katholieke kerk, waarvan de dichter een actieve promotor was. En zo is deze tekst alsnog monologischer dan hij met zijn aansprekingen en antwoorden liet uitschijnen.
       Toch is dat ene zinnetje dat ik ooit als po??zie bestempelde mij blijven achtervolgen. Zozeer zelfs dat ik jaren heb gespendeerd aan het fenomeen ???po??zie???. En wellicht was het ook aan dat ene zinnetje te wijten dat ik als concreet studieobject het werk koos van bovengeciteerde clericus. Want is niet zijn naam voorgoed verbonden met een roos, uitgereikt op een schone avond? Nu heeft dat gedicht ook erg veel weg van een conversatie. In elk geval is ???Dien avond en die rooze??? niet gericht tot een of ander insect maar tot een heuse mens, met wie de verteller menig uur heeft doorgebracht en voor wie hij menig bloem verzameld heeft, wat hij aanduidt met het regionale woord ???gelezen???. Natuurlijk krijgt het gedicht daardoor een metaliteraire dimensie: de bloemen worden evenzeer teksten, gedichten, en zo krijg je een gedicht over gedichten. Kennelijk hebben de spreker en de aangesprokene vaak samen gedichten gelezen, een bijzondere manier van converseren die haar weerga krijgt in de vorm, want ???Dien avond en die rooze??? is in de aanspreekvorm geschreven. Anders dan ???Het schrijverke??? incorporeert deze tekst geen antwoord. Paradoxaal genoeg leunt ???Dien avond en die rooze??? daardoor veel meer aan bij een conversatie. Terwijl in ???Het schrijverke??? de verteller een antwoord selecteerde en citeerde, behoudt de aangesprokene hier de mogelijkheid om te reageren op een later punt in de tijd, mondeling of schriftelijk, en kan hij kiezen in welke vorm hij zijn antwoord giet: in een brief of in een gedicht of in nog een andere vorm. Snel verlopen dergelijke conversaties niet, maar traagheid heeft zo zijn voordelen, bewees ook mijn overhaaste antwoord tijdens de examenconversatie, die prompt stilviel.


Lees meer in De wederkerigheid van woorden.