Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Zeven korte stukken

Auteur: Milan Kundera


Vertaald uit het Frans door Martin de Haan


Roman en voortplanting
Tijdens het herlezen van Honderd jaar eenzaamheid bedenk ik iets geks: de hoofdpersonen van de grote romans zijn kinderloos. Amper ????n procent van de bevolking heeft geen kinderen, maar minstens vijftig procent van de grote romanpersonages verlaten de roman zonder zich te hebben voortgeplant. Pantagruel, Panurge en Don Quichot hebben geen nageslacht. Valmont, markiezin De Merteuil en de deugdzame Pr??sidente uit Les Liaisons dangereuses
ook niet. Tom Jones, Henry Fieldings bekendste held, ook niet. Werther niet. Alle hoofdpersonen van Stendhal zijn kinderloos: Julien Sorel, Fabrice del Dongo, Lucien Leuwen, Armance, Lamiel; kinderloos zijn ook Rastignac, Lucien de Rubempr??, Vautrin; net als de personages van Fjodor Dostojevski: Stavrogin, Mysjkin, Raskolnikov, Kirilov. En wat de onlangs afgelopen eeuw betreft, de hoofdpersoon van ?? la recherche du temps perdu, en natuurlijk de grote personages van Robert Musil, Ulrich, zijn zuster Agathe, Walter, zijn vrouw Clarisse, en Diotima; mijn geliefde Hermann Broch heeft een romantrilogie geschreven waarvan elk deel zijn eigen hoofdpersoon heeft, allemaal kinderloos, net als ??vejk, net als de personages van Franz Kafka met uitzondering van de heel jonge Karl Ro??mann, die een dienstmeisje heeft bezwangerd maar juist om die reden, om het kind uit zijn leven te wissen, naar Amerika gaat, waarna de roman kan beginnen. Die onvruchtbaarheid is geen bewuste keus van de romanciers; ze vloeit voort uit de geest van de romankunst (of het onderbewuste van die kunst), die afkerig is van voortplanting.
       De roman is ontstaan met de moderne tijd, die van het individu ???de basis van alles??? heeft gemaakt, om met Martin Heidegger te spreken. Dankzij de romankunst betreedt de mens als individu het Europese toneel. In onze werkelijke levens weten we niet veel over onze ouders zoals ze v????r onze geboorte waren; we kennen de mensen om ons heen maar zeer ten dele; we zien ze aankomen en vertrekken; nog maar net zijn ze verdwenen, of hun plaats wordt door anderen ingenomen: ze vormen een lange stoet van vervangbare menselijke wezens. Alleen de roman isoleert een individu, verlicht heel zijn levensloop, zijn idee??n, zijn gevoelens, maakt hem onvervangbaar: hij maakt hem tot het middelpunt van alles.
       Don Quichot gaat dood en de roman is afgelopen; die afloop is zo volstrekt definitief omdat Don Quichot geen kinderen heeft; met kinderen zou zijn leven zijn verlengd, nagevolgd of aangevochten, verdedigd of verraden; de dood van een vader laat de deur open; dat horen we trouwens al sinds onze prilste jeugd: jouw leven zal voortduren in je kinderen; je kinderen zijn je onsterfelijkheid. Maar als mijn geschiedenis kan voortduren over de grens van mijn eigen leven, wil dat zeggen dat mijn leven geen zelfstandige eenheid is, maar iets onvoltooids, iets wat in zichzelf geen betekenis heeft; het wil zeggen dat er iets heel concreets en aards is waar het individu in opgaat, bereid is op te gaan, bereid is te worden vergeten: familie, nageslacht, clan, natie. Het wil zeggen dat het individu, als ???basis van alles???, een illusie is, een waagstuk, de droom van een paar Europese eeuwen.
       Met Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel Garc??a M??rquez lijkt de romankunst die droom te verlaten; het middelpunt van de handeling is geen individu meer, maar een stoet van individuen; ze zijn allemaal origineel, onnavolgbaar, en toch is ieder van hen niets anders dan het vluchtige oplichten van een zonnestraal op een golf van een rivier; ieder van hen draagt zijn toekomstige vergetelheid met zich mee en ieder van hen is zich daarvan bewust; geen van hen blijft van begin tot eind op het toneel van de roman; de moeder van die hele clan, de oude Ursula, is honderdtwintig jaar oud als ze sterft, en dat is lang voordat de roman eindigt; en allemaal dragen ze namen die op elkaar lijken, Jos?? Arcadio Buend??a, Jos?? Arcadio, Jos?? Arcadio Segundo, Aureliano Buend??a, Aureliano Segundo, met als gevolg dat de scheidslijnen tussen hen vervagen en de lezer ze met elkaar verwart. Het heeft er alle schijn van dat de tijd van het Europese individualisme niet meer hun tijd is. Maar wat is dan wel hun tijd? Een tijd die teruggaat tot het indiaanse verleden van Amerika? Of een toekomstige tijd waarin het menselijk individu zal opgaan in de menselijke soort? Ik heb de indruk dat deze roman, die een apotheose van de romankunst is, tegelijk een groot vaarwel aan het tijdperk van die kunst is.

De komische afwezigheid van het komische

Het woordenboek definieert ???lachen??? als een ???reactie die wordt opgeroepen door iets grappigs of komisch???. Maar is dat waar? In Dostojevski???s De idioot wordt zo vaak gelachen dat je er een hele anthologie van zou kunnen samenstellen. Maar vreemd genoeg hebben de personages die het vaakst lachen niet het meeste gevoel voor humor, integendeel, juist zij zijn daar volledig van ontbloot. Een gezelschap jongelui komt uit een villa op het platteland om te gaan wandelen; onder hen drie zusters, die ???met een wat al te grote bereidheid??? om de grapjes van Jevgeni Pavlovitsj lachen, ???zozeer dat hij terloops begon te vermoeden dat ze misschien helemaal niet naar hem luisterden???. Dat vermoeden ???maakte dat hij ten slotte plotseling [???] begon te schateren???. Voortreffelijke observatie: eerst een collectieve lach van jonge meisjes die al lachend de reden van hun lach vergeten en zonder reden blijven doorlachen; dan de (zeer zeldzame, zeer waardevolle) lach van Jevgeni Pavlovitsj die beseft dat de lach van de meisjes geen enkele komische reden heeft, en geconfronteerd met die komische afwezigheid van het komische in lachen uitbarst.
       Tijdens een wandeling door hetzelfde park wijst Aglaja vorst Mysjkin op een groene bank en zegt dat ze daar ???s ochtends om zeven uur, als iedereen nog slaapt, altijd gaat zitten. Die avond viert Mysjkin zijn verjaardag; het dramatische en uitputtende samenzijn eindigt pas diep in de nacht; in plaats van te gaan slapen loopt de onrustige vorst het huis uit om door het park te slenteren; daar ziet hij de groene bank die Aglaja hem heeft aangewezen; als hij gaat zitten begint hij ???plotseling luidkeels te lachen???; die lach wordt duidelijk niet opgeroepen door ???iets grappigs of komisch???, zoals trouwens wordt bevestigd door de volgende zin: ???Zijn verdrietige stemming hield aan.??? Hij blijft zitten en valt in slaap. Dan wordt hij wakker van ???iemands heldere, frisse lach???. ???Voor hem stond Aglaja en lachte luid. [???] Ze lachte, maar was ook verontwaardigd.??? Ook deze lach wordt niet opgeroepen door ???iets grappigs of komisch???; Aglaja is beledigd dat Mysjkin zo stijlloos is geweest om in slaap te vallen terwijl hij op haar wachtte; ze lacht om hem wakker te maken; om hem te kennen te geven dat hij lachwekkend is; om hem met een strenge lach terecht te wijzen.
       Een andere lach zonder komische reden schiet me te binnen; als student aan de Praagse filmfaculteit bevind ik me in gezelschap van een aantal andere studenten, die grapjes maken en lachen; onder hen is Alois D., een aardige, iets te narcistische, wonderlijk stijve jongeman, bezeten van po??zie. Hij doet zijn mond wijd open, brengt een zeer hard geluid voort en maakt grote gebaren: hij lacht. Maar hij lacht niet zoals de anderen: zijn lach geeft de indruk van een kopie tussen de originelen. Dat ik die kleine herinnering niet ben vergeten, komt doordat het een geheel nieuwe ervaring voor me was: ik zag iemand lachen die geen enkel gevoel voor het komische had en alleen maar lachte om zich niet van de anderen te onderscheiden, als een spion die het uniform van een vreemd leger aantrekt om niet te worden herkend.
       Misschien komt het door Alois D. dat ik in diezelfde tijd werd getroffen door een passage uit Les Chants de Maldoror: verbaasd constateert Maldoror op een dag dat de mensen lachen. Omdat hij niet begrijpt wat die gekke grimas betekent en net als de anderen wil zijn, neemt hij een zakmes en snijdt zijn mondhoeken in.
       Ik zit voor het tv-scherm; het programma dat ik zie is bijzonder luidruchtig, er zijn presentators, acteurs, vedetten, schrijvers, zangers, mannequins, volksvertegenwoordigers, ministers, ministersvrouwen en allemaal grijpen ze elke gelegenheid aan om hun mond wijd open te doen, zeer harde geluiden voort te brengen en overdreven gebaren te maken; met andere woorden, ze lachen. En in mijn verbeelding zie ik Jevgeni Pavlovitsj plotseling opduiken tussen al die mensen die daar lachen zonder enige komische reden; eerst is hij verbouwereerd, dan vermindert zijn ontzetting geleidelijk, en ten slotte maakt die komische afwezigheid van het komische ???dat hij plotseling begint te schateren???. Op dat moment zijn de lachers die hem even tevoren wantrouwig hebben aangekeken gerustgesteld, en ze begroeten hem luidruchtig in hun wereld van de lach zonder humor, waarin wij gedoemd zijn te leven.

De apocalyps in de tijd van de overbevolking
Onze wereld onderscheidt zich van die van onze ouders door de overbevolking; alle statistieken bevestigen dat, maar iedereen doet alsof het een louter cijfermatige kwestie is, die niets aan het menselijk leven verandert. Niemand wil toegeven dat de mens die voortdurend een menigte om zich heen heeft niet meer op Fabrice del Dongo en niet meer op de personages van Marcel Proust lijkt. En ook niet meer op mijn ouders, die vroeger nog hand in hand over het trottoir konden slenteren. Tegenwoordig word je bij het verlaten van je woning direct opgenomen in de menigte die door de straat stroomt, door alle straten, over de wegen en de snelwegen, ???je leeft in het gedrang van die dronken drommen???, en ???je eigen verhaal moet zich een weg banen door de massa??? (Salman Rushdie, The Moor???s Last Sigh).
       Maar wat is de menigte? Voor mij is dat woord verbonden met de socialistische verbeeldingswereld, eerst in positieve zin, de menigte die demonstreert, een revolutie begint, de overwinning viert, en dan in negatieve zin, de menigte van de kazernes, de gedisciplineerde menigte, de menigte die in het gareel loopt, en ten slotte de menigte van de goelag. De mens die deel uitmaakt van zo???n menigte heeft weinig epische mogelijkheden; weinig gelegenheden om in actie te komen; er is geen enkele kans dat zijn nauwlettend in het oog gehouden kleine handelingen de aanzet zullen geven tot een reeks gebeurtenissen die zal uitgroeien tot een avontuur. Die wereld zonder avontuur, de anti-epische wereld waarin de mens elke individualiteit verliest en geen enkele bewegingsvrijheid meer heeft, was lange tijd het enige beeld dat ik had van het einde van de mens, van de apocalyps.
       De menigte in Salman Rushdies romans is van een andere of zelfs tegengestelde orde; het is een volkomen ongeregelde, vrije, vreselijk vrije, actieve, ondernemende, maffiose, samenzweerderige, inventieve menigte; in Rushdies romans is alles onverwacht, burlesk of uitzinnig; we bevinden ons in een permanente epische hyperbool, die volgens de esthetica van Gustave Flaubert of Proust in strijd lijkt met de normen en de goede smaak. Maar die hypertrofische verbeelding is geen kunstgreep, ze weerspiegelt het veranderde karakter van het leven. Aan de uitzinnigheid van de overbevolking voegt de auteur de roes van zijn eigen fantasie toe, die enkel dronken is van de werkelijkheid zelf.
       In Rushdies menigte behoudt iedereen zijn vrijheid, en zelfs de politieagenten gehoorzamen niet aan hun meerderen maar aan het geld van de maffiosi die hen met een vrolijk gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel manipuleren. En dat is het choquerende: Rushdies personages zijn springlevend, origineel, pittoresk en innemend; ze hebben een rijk leven vol gebeurtenissen achter zich; ze stralen een uitzonderlijke epische schoonheid uit ??? waardoor je niet beseft dat die overweldigende springbron de springbron van het kwaad is.
       We moeten het onaanvaardbare aanvaarden: die bloemen van het kwaad zijn de bloemen van de vrijheid. Als Moor Zogoiby aan het eind van de roman wegvliegt naar Spanje, barst de kookpot van de overbevolkte wereld uiteen; in de rook en de vlammen begint voor Bombay beneden hem de apocalyps; en het zijn geen groepen van fanaten die met elkaar in botsing komen; noch de zware schaduw van de goelag die over de stad valt; het is de vrolijke vrijheid om rijkdommen te vergaren of te vernietigen, de vrijheid om moordenaarsbenden op te richten en vijanden af te slachten, de vrijheid om huizen op te blazen en steden met de grond gelijk te maken, het is de vrijheid die met duizenden bebloede handen bezig is de wereld aan te steken voor de laatste brand.
       Dat alles is geen profetie; romanciers zijn geen profeten; de apocalyps van The Moor???s Last Sigh is ons heden, een van de mogelijkheden ervan, die ons bedreigt vanuit haar schuilplaats, die ons beloert, die d????r is.

C??line of de ijdelheid

Ergens in D???un ch??teau l???autre staat het verhaal van een teefje; ze komt uit het ijskoude Denemarken, waar ze altijd lange zwerftochten door de bossen maakte. Toen ze met C??line naar Frankrijk kwam, was het afgelopen met de zwerftochten. Dan, op een dag, de kanker: ???ze sliep naast mijn bed... en toen, op een ochtend, wilde ze naar buiten... ik wilde haar in ???t stro leggen... ???t was even na zonsopgang... ze wilde ???t niet waar ik haar neerlegde... dat heeft ze niet gewild... ze wilde een andere plek... de koudste kant van het huis en op de keien... daar is ze heel mooi gaan liggen... en toen begon ze te rochelen... dat was ???t einde... ???t was me gezegd, ik wilde ???t niet geloven... maar het was waar, ze lag in de richting der herinnering, vanwaar ze was gekomen, uit het Noorden, uit Denemarken, de snuit naar het noorden, naar het noorden gekeerd... ???n erg trouwe hond eigenlijk, trouw aan de bossen waar ze op jacht ging, Kors??r, ver weg... trouw ook aan dat harde leven... de bossen van Meudon zeiden ???r niks... toen ze stierf heeft ze twee-... driemaal gerocheld... maar heel discreet... zonder zich ook maar even te beklagen... zogezegd... en ze had echt een heel mooie houding, als in volle vlucht, op jacht... maar op haar zij, geveld, afgelopen... de neus gekeerd naar haar jachtwouden, naar waar ze vandaan kwam, waar ze had geleden... god mag weten hoe!
       Nee, ik heb vele doodsstrijden meegemaakt... hier... en daar... overal... maar nog nooit zo???n mooie, zo???n discrete... trouw... wat ???t verknoeit bij de doodstrijd van mensen is de poeha... de mens staat toch altijd op ???t toneel... ook de eenvoudigste...???
        ???Wat ???t verknoeit bij de doodstrijd van mensen is de poeha??? (le tralala, in het Frans). Wat een zin! En: ???de mens staat toch altijd op ???t toneel??? ??? Wie zou zich de macabere komedie van de befaamde ???laatste woorden??? niet herinneren? Zo is het: zelfs als hij reutelt staat de mens nog steeds op het toneel. En zelfs ???de eenvoudigste???, zelfs de minst exhibitionistische, want de mens bestijgt het toneel niet altijd zelf. Als hij het niet zelf bestijgt, hijsen anderen hem er wel op. Dat is zijn menselijke noodlot.
       En die ???poeha???! De dood wordt altijd beleefd als iets hero??sch, als de finale van een stuk, als het besluit van een gevecht. Ik lees in een krant: in een stad worden duizenden rode ballonnen losgelaten als eerbetoon aan alle aidspati??nten en aidsslachtoffers. Ik blijf stilstaan bij dat ???als eerbetoon???. Als aandenken, als herinnering, als teken van verdriet en medelijden, ja, dat begrijp ik. Maar als eerbetoon? Valt er bij een ziekte iets te vieren, te bewonderen? Is die ziekte een verdienste? Maar het is zoals het is, en C??line wist het: ???wat ???t verknoeit bij de doodstrijd van mensen is de poeha.???
       En ik zeg tegen mezelf: juist dankzij zijn gruwelijke dwalingen heeft de romancier C??line in het menselijk bestaan dingen weten te ontdekken die v????r hem door niemand konden worden gezien. Bijvoorbeeld die ???poeha??? van de mens (van elke mens) in doodsstrijd.
       Veel grote schrijvers van zijn generatie zijn net als hij in aanraking gekomen met dood, oorlog, terreur, marteling en verbanning. Maar ze hebben die beleefd aan de andere kant van de grens: aan de kant van de rechtvaardigen, van de toekomstige overwinnaars of van de slachtoffers met hun aureool van ondergaan onrecht, kortom aan de kant van de roem. In heel hun gedrag was de ???poeha??? (een morele zelfgenoegzaamheid die gezien wil worden) discreet, onschuldig en onzichtbaar aanwezig, zodanig dat ze hem niet konden waarnemen of benoemen. Maar, om met Philippe Muray te spreken, ???C??line heeft er direct voor gezorgd dat hij in de vuilnisbakken van de geschiedenis terechtkwam???; twintig jaar lang bevond hij zich tussen de veroordeelden en de verachten, als schuldige tussen de schuldigen. Iedereen om hem heen is tot zwijgen gebracht; als enige heeft hij die unieke existenti??le ervaring een stem gegeven: de ervaring van een situatie zonder enige vorm van poeha.
       Door die ervaring heeft hij ijdelheid, in plaats van als een ondeugd, kunnen zien als een eigenschap die onlosmakelijk met de mens verbonden is, die hem nooit loslaat, zelfs niet op het moment van de doodsstrijd; en tegen de achtergrond van die onuitroeibare menselijke poeha heeft hij door die ervaring de sublieme, onverwachte schoonheid van de dood van een hond kunnen zien.

Goytisolo of de verzakende herinnering
De al oude man die net zijn vrouw is kwijtgeraakt. Niet veel informatie over zijn karakter of zijn leven. Geen enkele story. Het enige onderwerp van het boek is de nieuwe levensfase die hij op slag betreedt; toen hij zijn vrouw naast zich had, had hij haar ook v????r zich, op zijn tijdshorizon; nu is de horizon leeg; en dat is nieuw: het perspectief is veranderd, ongetwijfeld voorgoed.
       Het boek is opgebouwd uit achtendertig korte hoofdstukken (van twee, drie pagina???s) waarin de auteur die nieuwe situatie vanuit verschillende invalshoeken bestudeert en zich verbaast: wat is er met de herinneringen gebeurd? Wat is er met het geheugen gebeurd? Wat is er met de tijd gebeurd? De herinneringen. Is hun glanstijd nu niet aangebroken? Moeten zij de plaats van de overledene niet innemen? De man een troostende melancholieke schoonheid bieden? Dat alles wordt in ????n klap van tafel geveegd als een clich??. Elke nieuwe periode van het leven betreden we geblinddoekt. Het leven lijkt nooit op wat we verwachten.
       In het allereerste hoofdstuk denkt de man de hele nacht aan de dode, van streek gebracht doordat het geheugen hem op hetzelfde moment stompzinnige oude deuntjes door zijn hoofd stuurt, de oude Francogezinde liedjes van zijn vroege jeugd, toen hij haar nog niet kende. Waarom, waarom? Is het geheugen zo dom, zo smakeloos? Of steekt het de draak met hem? Een andere dag doet hij opnieuw zijn best om haar beeld te doen herrijzen; hij weet alle landschappen waar ze eens samen waren terug te roepen in zijn geest, ???maar zij verscheen nooit meer, zelfs niet vluchtig???.
       Door die verraderlijke verzaking van de herinnering kan hij in concreto zien wat het geheugen is. Als hij achteromkijkt, lijkt het boek van zijn leven ???verstoken van een plot: hij vond alleen maar fragmenten van bladzijden, losse of slecht in elkaar passende elementen, schetsen van een mogelijke intrige. [???] Het verlangen om aan ge??soleerde gebeurtenissen achteraf een samenhang te geven veronderstelde een bedrog dat bij anderen misschien werkte, maar niet bij hemzelf.??? (Is dat nu niet wat men een ???levensloop??? noemt? Een kunstmatige logica die wordt opgelegd aan een ???onsamenhangende reeks taferelen????)
       In dat nieuwe perspectief verschijnt het verleden in al zijn onwerkelijkheid. En de toekomst? Dat is een vanzelfsprekendheid waaraan hij voordien niet had gedacht: natuurlijk heeft de toekomst niets werkelijks. Hij moet aan zijn vader denken: vol liefde had die een huis gebouwd voor zijn zoons, die er nooit in hebben gewoond; vol vuur had hij hun een toekomst bereid die niet heeft plaatsgevonden.
       En het verleden en de toekomst maakten zich dus langzaam van hem los en het beeld van de tijd veranderde: hij wandelde door een Marokkaanse stad, hield de hand van een kind vast en voelde zich tot zijn verbazing ???licht en vrolijk, net zo verstoken van verleden als zijn kleine begeleider, niets had meer belang voor hem buiten deze wandeling, [???] alles kwam samen en eindigde in het heden [???].??? En in dat beperkte bestaan binnen de krappe ruimte van het heden vindt hij onmiddellijk een verbazingwekkend geluk, dat hij nooit heeft gekend of verwacht.
       Na dat onderzoek van de tijd valt de zin te begrijpen die God tegen hem heeft gezegd: ???Hoewel jij bent verwekt door een druppel sperma en ik vervaardigd met behulp van speculaties en concilies, hebben we het belangrijkste gemeen: het niet-bestaan.??? God? Ja, de God die de oude man voor zichzelf heeft verzonnen en met wie hij lange gesprekken voert. Het is een God die niet bestaat en die, omdat hij niet bestaat, de vrijheid heeft om ongelofelijke godslasteringen uit te slaan, geweldige, prachtige godslasteringen, even fantasievol als scherpzinnig, werkelijk goddelijke godslasteringen, die mij in verrukking brengen.
       Tijdens een van zijn uiteenzettingen brengt die God de oude man zijn bezoek aan Tsjetsjeni?? in herinnering; dat was toen de Russen, om het einde van het communisme te vieren, de Tsjetsjenen zijn gaan uitmoorden. Voor zijn reis had de man Tolstojs Hadji Moerat meegenomen, een roman die vertelt over de moordpartijen die dezelfde Russen honderdvijftig jaar eerder hadden begaan in hetzelfde Tsjetsjeni??. Opmerkelijk genoeg had ik zelf in die tijd net als Goytisolo???s oude man Hadji Moerat herlezen, en ik herinner me een bijzonderheid die me toen zeer verbaasde: hoewel iedereen zich opwond over het bloedbad in Tsjetsjeni??, hoorde ik niemand, geen journalist, geen schrijver en geen politicus, zich op Tolstoj beroepen, zich zijn boek herinneren. Iedereen was geschokt door het schandaal van de massamoord, niemand door de herhaling
van de massamoord. En toch is juist de herhaling het schandaal aller schandalen. Alleen Goytisolo???s godslasterende God weet het: ???Vertel me, wat is er veranderd op die Aarde die ik volgens de legende in ????n week heb geschapen? Wat voor zin heeft het om deze farce te laten voortduren? Waarom blijven de mensen zich zo koppig voortplanten????
       Het schandaal van de herhaling wordt altijd barmhartig uitgewist door het schandaal van de vergetelheid. De vergetelheid, die ???vraatzuchtige kuil of put waardoor de herinnering is verzwolgen???; elke herinnering; aan een geliefde vrouw evengoed als aan een grote roman of een genocide.

Aan Danilo Ki??
Ik heb de indruk in een caf?? bij Trocad??ro tegenover Danilo te zitten, die tegen me praat met zijn harde, rauwe stem. Van alle schrijvers van mijn generatie die in de jaren 1980 in Parijs woonden, Frans of buitenlands, was hij misschien de grootste. De grootste en de minst zichtbare. De godin die Actualiteit heet had geen enkele reden om haar schijnwerpers op hem te richten. ???Ik ben geen dissident???, schreef hij. Hij was niet eens een emigrant. Hij reisde vrijelijk heen en weer tussen Joegoslavi?? en Frankrijk. Voor de godin was hij dus volkomen oninteressant. Hij was maar een ???bastaardschrijver die nergens vandaan kwam???, dat wil zeggen uit een land dat je in Londen of Parijs moeilijk op de kaart kunt vinden. Want ???de wereld van de Midden-Europese Joden is een verdwenen wereld, [???] gesitueerd in de sfeer van een niet-werkelijke werkelijkheid???. En toch was die onbekende, ???verdwenen wereld??? van Midden-Europa (en met name Joegoslavi??) binnen de ruimte van zijn eigen leven (tussen 1935 en 1989) het middelpunt, de focus van het Europese drama: een lange oorlog tegen de nazi???s (een echte oorlog, geen ???verzet???); de Holocaust (die in de eerste plaats de Midden-Europese Joden betrof); de communistische revolutie; de Terreur; de opstand tegen het stalinisme; het moeizame, conflictueuze nabuurschap van twee beschavingen (van Oost-Europa en West-Europa). Alle boeken van Ki?? zijn doordrenkt van dat immense historische drama. Er zijn natuurlijk veel schrijvers die daar een waardevolle getuigenis van hebben achtergelaten. Maar hij was de enige die het drama in grote po??zie heeft weten te transformeren. Die, hoewel hij geobsedeerd werd door politiek, nooit ????n regel in zijn romans in dienst van de politiek heeft gesteld. Hij had niets tegen de opvattingen van George Orwell, maar hoe kon hij van Nineteen eighty-four houden, de roman waarin die grote bestrijder van het totalitarisme het hele leven heeft gereduceerd tot zijn louter politieke dimensie, precies zoals alle Mao???s van de wereld hebben gedaan? Danilo wist dat ???een mooi liefdessonnet een stapsteen is in de poel van de talen van hout, een eilandje waar je je voet op kunt zetten???. Tegen de ge??deologiseerde, ge??niformeerde wereld riep hij de hulp van de grappige, uitbundige, fantasievolle taal van Fran??ois Rabelais in. ???Helaas [???] is die majeurtoon van de Franse literatuur, ingezet door Fran??ois Villon, inmiddels verdwenen.??? De ???majeurtoon van de Franse literatuur???! Wat mooi gezegd! Voordat hij Frankrijk kende was dat voor hem (net als voor mij) vooral het land van Rabelais; het land van de verbeelding; het land waar de surrealisten ???het onderbewuste, de dromen hebben omgewoeld???; zeker niet dat waar diezelfde surrealisten in koor en onder toezicht het lied van de vrijheid zijn gaan zingen. Toen hij begreep dat hij zich had vergist, werd hij nog trouwer aan Rabelais, de verbeelding en de surrealisten ???die de dromen omwoelden???.

Gudbergur Bergsson of het geheim van de leeftijden
Een meisje heeft sandwiches gestolen in de supermarkten van Reykjavik. Voor straf wordt ze door haar ouders een paar maanden naar het platteland gestuurd, naar een boer die ze niet kent. In de oude IJslandse saga???s van de dertiende eeuw werden grote misdadigers op die manier naar het binnenland gestuurd, wat gezien de uitgestrektheid van dat koude, verlaten gebied toen gelijkstond aan de doodstraf. IJsland: 300 000 inwoners op 100 000 vierkante kilometer. Om de eenzaamheid te kunnen verdragen (ik citeer een beeld uit de roman) kijken de boeren met verrekijkers naar andere boeren, eveneens voorzien van verrekijkers. IJsland: elkaar bespiedende eenzaamheden.
       De zwaan, die schelmenroman met een kind als onderwerp, ademt in elke regel het IJslandse landschap. Maar alstublieft, lees het boek niet als een ???IJslandse roman???, een exotisch curiosum! Gudbergur Bergsson is een groot Europees schrijver. Zijn kunst wordt niet in de eerste plaats gedreven door sociologische of historische, laat staan geografische nieuwsgierigheid, maar door een existenti??le zoektocht, een ware existenti??le verbetenheid, die zijn boek in het middelpunt plaatst van wat (volgens mij) de moderniteit van de roman genoemd zou kunnen worden.
       Het doelwit van die zoektocht is de zeer jonge hoofdpersoon, of om preciezer te zijn haar leeftijd: negen jaar. Steeds vaker zeg ik bij mezelf dat alles wat we doormaken uiteindelijk een kwestie van leeftijd is. De mens bestaat alleen maar in zijn concrete leeftijd, en met de leeftijd verandert alles. De ander begrijpen betekent de leeftijd begrijpen waar hij op dat moment doorheen gaat. Het raadsel van de leeftijd: een van de thema???s die alleen door een roman kunnen worden opgehelderd. Negen jaar; anders gezegd: de grens tussen kinderjaren en puberteit. Die grens heb ik nog nooit zo helder verlicht gezien als in deze roman.
       Wat wil dat zeggen, negen jaar oud zijn? Het betekent rondlopen in een nevel van dagdromen. Maar geen lyrische dagdromen. In dit boek worden de kinderjaren absoluut niet ge??dealiseerd. Dromen, fantaseren is voor het meisje de manier om de onbekende en onkenbare wereld tegemoet te treden. Die verre van vriendelijk is. De eerste dag op de boerderij, als ze wordt geconfronteerd met een vreemde en ogenschijnlijk vijandige wereld, fantaseert ze om zich te verdedigen dat ze ???snel een onzichtbaar gif uit haar hoofd door het hele huis [stuurde]. Ze vergiftigde de kamers, de mensen, de dieren, de planten en de lucht [???].???
       Ze kan de werkelijke wereld alleen met haar verbeelding duiden. Er is een arbeider, die in dezelfde kamer slaapt als zij; hij is ongelukkig en het zal slecht met hem aflopen; hij stort zijn hart uit bij het meisje, maar alleen omdat hij zeker weet dat zij er niets van kan begrijpen. Er is de dochter van de boer; achter haar neurotische gedrag vermoeden wij een liefdesgeschiedenis; maar het meisje, wat kan zij vermoeden? Er is een boerenfeest; de stelletjes verspreiden zich in het bultige landschap; het meisje ziet de mannen de vrouwen bedekken met hun lichaam; vast en zeker, denkt ze, willen ze hen tegen de stortbuien beschermen: de lucht ziet zwart van de wolken.
       De volwassenen worden in beslag genomen door praktische beslommeringen die alle metafysische vragen overschaduwen. Maar het meisje staat ver van de praktische wereld, met als gevolg dat niets haar kan afschermen van de vragen van leven en dood. Ze bevindt zich in de metafysische leeftijd. Gebogen over een vennetje bestudeert ze haar eigen beeld in het blauwe wateroppervlak. ???Haar lichaam loste zich op en verdween in het blauw. [???] ???Moet ik de stap zetten???? vroeg ze en ze tilde haar voet op, strekte hem uit en zag de versleten zool van haar schoen weerspiegeld in het water.??? De dood intrigeert haar. Er gaat een kalf geslacht worden. Alle kinderen uit de omtrek willen het zien doodgaan. Een paar minuten voordat het wordt geslacht, fluistert het meisje in zijn oor: ???Weet je hoe kort je te leven hebt???? Dan wordt de keel doorgesneden en een paar uur later wordt iedereen aan tafel geroepen. De kinderen zijn blij om op het lichaam te kauwen dat ze gedood hebben zien worden. Na afloop rennen ze naar de koe, de mama van het kalf. Het meisje vraagt zich af: weet zij dat wij haar kind nu in onze buik aan het verteren zijn? En ze begint met wijdopen mond in de neus van de koe te ademen.
       Het interval tussen de vroege kinderjaren en de puberteit: nu haar ouders niet constant meer voor haar hoeven te zorgen, ontdekt het meisje plotseling haar onafhankelijkheid; omdat ze nog altijd van de praktische wereld gescheiden is, voelt ze tegelijk ook haar nutteloosheid. Ze ervaart die des te sterker omdat ze tussen al die vreemde mensen zeer eenzaam is. En toch, ook al is ze nutteloos, fascineert ze de anderen. Een onvergetelijke kleine sc??ne: de dochter van de boer gaat in haar liefdesverdriet elke nacht (de heldere IJslandse nachten) naar buiten, aan de rivier zitten. Het meisje, dat haar bespiedt, volgt haar en gaat ver achter haar op de grond zitten. Beiden zijn zich bewust van de aanwezigheid van de ander, maar ze praten niet met elkaar. Dan steekt de dochter van de boer op een bepaald moment een hand op om haar zwijgend te beduiden dichterbij te komen. En elke keer weigert het meisje te gehoorzamen en keert ze naar de boerderij terug. Een eenvoudige, maar magische sc??ne. Ik blijf die opgestoken hand zien, het teken dat mensen elkaar geven die door hun leeftijd ver van elkaar af staan en elkaar niet begrijpen, die elkaar niets te melden hebben behalve deze ene boodschap: ik sta ver van je af, ik heb je niets te zeggen, maar ik ben er; en ik weet dat jij er bent. Die opgestoken hand is het gebaar van dit boek, dat zich buigt over een verre leeftijd die we niet opnieuw kunnen ondergaan en niet kunnen reconstrueren, een leeftijd die voor ieder van ons een raadsel is geworden, waartoe alleen de intu??tie van de romancier-dichter ons nader kan brengen.


Noot van de vertaler

De Dostojevskicitaten zijn ontleend aan De idioot, vertaling Lourens Reedijk (Veen, Amsterdam, 1995). De Rushdiecitaten zijn ad hoc uit het Engels vertaald. Het lange C??linecitaat is ontleend aan Van het ene slot naar het andere, vertaling Frans van Woerden (Meulenhoff, Amsterdam, 1981); met toestemming van Van Woerden is de vertaling van het woord ???tralala??? van ???franje??? veranderd in ???poeha???, wat beter bij Kundera???s betoog past. Goytisolo???s roman Tel??n de boca is niet in het Nederlands vertaald, wel in het Frans, Duits en Engels; de citaten zijn vertaald uit het Spaans, met dank aan Mariolein Sabarte Belacortu voor het zoekwerk. De Ki??citaten, waarvan de bron niet kon worden achterhaald, zijn vertaald uit het Frans. De citaten uit De zwaan van Gudbergur Bergsson, ten slotte, zijn ontleend aan de Nederlandse vertaling van Marcel Otten (De Geus, Breda, 2007).