Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

De doem die op de Maghrebschrijver rust

Auteur: Fouad Laroui


Vertaald uit het Frans door Jan Versteeg

Een schrijver bevindt zich op het snijpunt, of misschien het ontmoetingspunt, van een aantal factoren die zijn werk bepalen. Allereerst heb je de taal, die is bepaald, die door de eeuwen heen natuurlijk ontwikkelingen doormaakt, maar die over een generatie genomen grosso modo weinig verandert. Dan heb je de eigen stijl, de eigen manier van de schrijver om de taal te hanteren, te modelleren, in overeenstemming te brengen met wat zijn lichaam en zijn geest hem opdragen te schrijven. Om preciezer te zijn: de manier waarop zijn lichaam en zijn geest grip op de wereld proberen te krijgen. Ten slotte heb je de codes waarmee de schrijver zijn lezers, zijn collega???s en instellingen wijst op de plaats die hij in de ononderbroken samenhang inneemt: maatschappelijke betrokkenheid, literaire achtergrond, politiek standpunt enzovoort.

Natuurlijk kan, wat ik zojuist ??? op basis van een prachtige bespiegeling van Roland Barthes ??? geschetst heb, op talloze manieren worden uitgewerkt en genuanceerd. Men zou het moeten hebben over talen in het meervoud, zelfs al betreft het een bepaald taalgebied. Men zou de zeer belangrijke kwestie van (stijl)registers aan de orde moeten stellen, dat wil zeggen kleinere gehelen binnen een taal nader moeten bepalen: plat, volks, verheven, heldhaftig taalgebruik enzovoort; vakjargon; streekgebonden eigenaardigheden; kindertaal, jongerentaal; het is een lange lijst. Wat de stijl betreft zou men rekening moeten houden met originaliteit (wanneer het echt het lichaam en de geest van een individu betreft die zich uiten) en navolging. Misschien zou men precies grenzen moeten vaststellen waarbuiten het niet meer om stijl maar om solipsisme gaat (ik denk bijvoorbeeld aan Pierre Guyotat). Wat de codes betreft zou men een onderscheid moeten maken tussen die codes welke vrij gemakkelijk te achterhalen zijn (bijvoorbeeld wat een wettekst van een gedicht onderscheidt) en die welke dat niet zijn (de ongrijpbare literariteit).

Tegen deze achtergrond kan een Maghrebschrijver zijn Europese of Amerikaanse collega???s, misschien zelfs zijn collega???s in de hele wereld, alleen maar benijden. Zij weten waar ze zich aan te houden hebben. Ze kunnen zich zelfs de weelde veroorloven dat mooie plaatje te bederven: dat doen is juist laten zien dat je schrijver bent. De taal kan vervangen worden door een cocktail van talen, waaruit je naar believen put: in het uiterste geval levert dat Finnegans Wake op. Stijl, dat kan de afwezigheid van stijl zijn, zoals bij de leden van de groep Oulipo: uitgaand van de taal, de woordenschat, laat men op basis van abstracte regels tekst tot stand komen. Van lichaam of geest van de schrijver is er geen sprake meer. Kortom, er worden regels bedacht om ze te schenden of er gekkigheid mee uit te halen. Je kunt schrijven alsof je de bijsluiter van een geneesmiddel opstelt. Je kunt een stad beschrijven in de vorm van een schriftelijke aanklacht. De mogelijkheden zijn onbeperkt.

De Maghrebschrijver beziet deze intellectuele spelletjes met afgunst. Hij staat voor veel ernstiger problemen. Om te beginnen dat van de taal, om preciezer te zijn dat van de diglossie. Alle Arabieren, zonder uitzondering ??? maar met graduele verschillen ??? hebben een taal die ze spreken (hun streektaal) en een taal die ze schrijven (klassiek Arabisch). Dat komt doordat het geschreven Arabisch, een heilige taal, want de taal van de Koran, zich sinds de geloofsverkondiging van Mohammed, veertien eeuwen geleden, vrijwel niet ontwikkeld heeft. Natuurlijk zouden taalkundigen erop kunnen wijzen dat de werkwoordsvormen zijn teruggebracht van vijftien naar tien, dat sommige manieren om de versterking van een werkwoord weer te geven vrijwel niet meer gebruikt worden, terwijl ze in de Koran wel gangbaar zijn enzovoort. Maar het feit is er: het Arabisch als onderwijstaal, als taal waarin geleerde voordrachten en politieke redevoeringen worden gehouden, waarin vonnissen worden geveld, is niet de taal die op straat, in het gezelschap van vrienden of thuis gesproken wordt.
       De situatie verschilt per land, maar het algemene probleem is hetzelfde. En het ziet er niet naar uit dat daar snel verandering in zal komen. In 1936 publiceerde Bichr Far??s in de Revue des ??tudes Islamiques (band 10, p. 221-242) een artikel onder de titel ???Taalkundige, culturele en maatschappelijke problemen die een moderne Arabische schrijver tegenkomt, in het bijzonder in Egypte???. Het afgelopen jaar, 2006, publiceerde Shoubashy, een Egyptische oud-onderminister van Cultuur (!), een fel pamflet tegen het klassiek Arabisch, dat hij ervan beschuldigde de creativiteit en de vooruitgang van de Arabieren in de weg te staan ... Tussen die twee data zijn er honderden artikelen aan deze kwestie gewijd.
       Het is moeilijk om aan iemand die geen Arabisch kent uit te leggen waarom dit zo???n lastig probleem is zonder in technische details te treden. Want hij zou kunnen zeggen: ???Maar de oplossing is toch eenvoudig: gebruik de streektaal als schrijftaal! Rabelais deed het, C??line ook ?????? Een aantal Arabische schrijvers doet dat al, of probeert het te doen, met meer of minder succes. Anderen ??? zoals Naguib Mahfouz, winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur ??? kozen voor een tussenoplossing: ze schrijven klassiek Arabisch maar gaan voor dialogen over op streektaal. Want vooral op het niveau van het gesproken woord kan men niet meer aan de denkbeeldige situatie vasthouden dat Arabieren zich uitdrukken in de taal van de Koran. Niemand heeft die als moedertaal. Om slechts twee grammaticale voorbeelden te noemen: naast het enkelvoud en het meervoud bestaat er in het klassiek Arabisch een derde vorm, de dualis, die in de Koran vaak wordt gebruikt, bijvoorbeeld al in soera II (???De koe???), waarin God geacht wordt zich in die vorm tot Adam en Eva te richten. Maar hij bestaat in geen enkel dialect. In het gewone leven gebruikt niemand hem. Tweede voorbeeld: de verbuiging van het vrouwelijk meervoud derde persoon van werkwoorden lijkt bedrieglijk veel op die van het meervoud van de eerste persoon. Zo heeft dakhaln?? (???wij traden binnen???) een lange a aan het eind; dakhalna (???zij traden binnen???) heeft daarentegen een korte a aan het eind. Of hij nu kort of lang is, deze a geeft aanleiding tot verwarring. Hoe dan ook, de streektalen hebben het probleem opgelost: zij onderscheiden geen vrouwelijk meervoud van de derde persoon ??? Ik geef deze beide voorbeelden omdat Shoubashy ze noemt als gemakkelijke en dringende hervormingen van de klassieke taal. Zijn ??? overigens nogal teleurstellende ??? boek bevat vrijwel geen andere bruikbare voorbeelden. En toch heeft het in Egypte een politieke storm en een zeldzaam felle perscampagne teweeggebracht. Shoubashy werd van niets minder beschuldigd dan dat hij de islam en de Arabische natie omver wilde werpen ??? Ik zeg het nog eens: het zijn bijna de enige grammaticale suggesties die hij deed en het kwam hem er bijna op te staan dat hij in zijn land persona non grata werd! Maar er zouden niet twee of drie, maar duizenden veranderingen in het klassiek Arabisch moeten worden doorgevoerd, op het niveau van de grammatica, de zinsbouw, de woordenschat ??? om het dichter bij de streektalen te brengen. We staan dus voor een enorme taak die, als hij ooit zou worden aangevat, slechts tot een goed einde kan worden gebracht door een politiek sterke macht. Op dit punt zou Kemal Atat??rk als voorbeeld kunnen dienen, die in de jaren 1920 in Turkije bedong dat het Arabische schrift werd vervangen door het Latijnse schrift.
       [We maken hier een zijsprong om bij voorbaat te reageren op degenen die zullen zeggen: ???Hoe het ook zij, een schrijver, of het nu een Fransman, een Vlaming of een Fin is, schrijft nooit in zijn moedertaal, want schrijftaal is altijd anders (daarom is het ook schrijftaal). Dus waarom gaan Arabische schrijvers niet door met schrijven in het klassiek Arabisch en pech gehad als het hun moedertaal niet is???? De tegenwerping is terecht, maar je zou het volgende kunnen antwoorden: er is geen ononderbroken samenhang tussen beide talen, zoals er wel een ononderbroken samenhang is tussen het zeer verheven Nederlands van bijvoorbeeld Hafid Bouazza en de taal van een jonge Nederlander die maar tot zijn veertiende naar school is gegaan. De jongeman zou een tekst van Bouazza kunnen lezen (al zou hij er natuurlijk af en toe een woordenboek bij moeten pakken). Voor een ongeschoolde jonge Arabier daarentegen zal een in het Arabisch geschreven zeer literaire tekst geheel onleesbaar zijn: alle woorden, de zinsbouw, de werkwoordsvormen enzovoort zullen hem vreemd voorkomen!]
       Als we terugkeren naar wat ik in de inleiding schetste, zien we dus dat de taal, dat wil zeggen juist datgene wat voor een schrijver de basis vormt, een bijna onoverkomelijke hindernis is. Maar laten we toch doorgaan. Wat de eerder omschreven stijl betreft zien we meteen het probleem: dat lichaam en geest de moedertaal een origineel, uniek, voor elk individu eigen tintje geven, dat kan men zich voorstellen (daarzonder zouden er geen schrijvers zijn). Laten we, om Charles Baudelaire vrij weer te geven, zeggen dat ???kleuren, klanken, geuren??? voor elke mens op een unieke manier innig samenhangen, omdat ieder er op een unieke manier via zijn lichaam, in zijn kindertijd, in zijn ontdekking van de wereld mee kennis heeft gemaakt, wat staat voor zijn persoonlijke gang door het leven, zijn identiteit. Maar hoe moet het wanneer je die vorm van eigen identiteit die stijl heet in een andere taal wilt verwoorden? Sommige genie??n ??? ik denk aan Joseph Conrad of Vladimir Nabokov ??? is het gegeven. Maar voor gewone stervelingen, en de meeste Maghrebschrijvers behoren ook tot deze groep, is dat beslist niet weggelegd. Ik herinner me mijn verwarring toen ik klassiek Arabisch begon te leren en de lijst met de namen van vruchten zag: bijna geen enkele naam kwam overeen met de naam die ik als klein kind had geleerd en die tot een Arabische streektaal behoorde, in mijn geval het Marokkaans. Maar er is meer: niet alleen de woordenschat is anders, maar ook de zinsbouw. Het zinnetje ???die man ging het huis binnen??? uit mijn streektaal, wordt in klassiek Arabisch: ???ging binnen de man het huis???. En dan nog kan ???huis??? met verschillende woorden worden aangeduid. Wat valse vrienden betreft, die zijn legio. Een voorbeeld zoals ik er talloze zou kunnen geven: rtab betekent in klassiek Arabisch ???vochtig???, in het Marokkaanse dialect ???zacht???. Als ik schrijf ???deze stof is rtab???, weet u dan wat ik bedoel?
       Onder zulke omstandigheden is het dus moeilijk een eigen stijl te ontwikkelen. Over de codes hoef ik alleen maar te zeggen dat sommige ervan ruim duizend jaar geleden werden vastgelegd. De dichtkunst van de Arabieren wordt als de mooiste bijdrage aan hun beschaving beschouwd, ook al zijn er belangrijke specialisten, zoals Theodor N??ldeke aan het eind van zijn leven, die daar anders over denken (zij vonden die dichtkunst te bloedeloos, te formalistisch). Belangrijke hedendaagse dichters, zoals Adonis of Mahmoud Darwish, zetten deze traditie voort. Voor het proza en in het bijzonder de roman zijn de zaken minder duidelijk. We kunnen hier niet op de details ingaan, maar we hoeven slechts te wijzen op de relatie tussen de opkomst van de Europese roman en het toenemen van de macht van de bourgeoisie om er ons weer aan te herinneren dat een literair genre altijd maatschappelijk gebonden is. Zonder dat er veel theorie aan te pas komt, tonen alle onderzoeken aan dat in de Arabische wereld de ???bourgeoisie???, of laten we het de middenklasse noemen, bijna niet leest (behalve stichtelijke boeken) en dat ze in de roman niet een afspiegeling of verheerlijking van hun leven zoeken. Zelfs de grote Naguib Mahfouz is wel heel bekend, maar hij wordt weinig gelezen en de oplagen van zijn boeken in het Arabisch komen niet boven de tienduizend exemplaren uit, terwijl het potenti??le lezerspubliek uit tweehonderd miljoen mensen bestaat. Dit verschijnsel vindt voor een deel zijn verklaring in de hierboven geschetste taalkundige problemen.
       Dus wat moet een Maghrebschrijver die toch de pen wil oppakken? Degenen die in het Arabisch schrijven vormen een elite en doen het voor een elite. Ik herinner me een van hen die een paar jaar geleden in Marokko een belangrijke literaire prijs kreeg, die hij met veel ophef weigerde door te zeggen: ???Jullie geven me een prijs voor een boek waarvan er achthonderd exemplaren verkocht zijn ?????? De bitterheid van deze reactie is volkomen begrijpelijk.
       Anderen schrijven ??? in het Frans of in het Spaans. Al een halve eeuw wordt het einde van de Franstalige Maghrebliteratuur aangekondigd: nog nooit tierde zij zo welig! Natuurlijk doen er zich aanzienlijke problemen voor waarop ik hier niet kan ingaan (wat ik persoonlijk het meest mis is dat ik me niet met een Franse terroir verbonden voel). Laten we zeggen dat ik de taal van de Ander of de taal van de anderen gebruik: in beide gevallen is het een bijna onmogelijke opgave ??? eppur, si muove!
       Het Berbervraagstuk spitst zich toe, eist eveneens zijn plaats op in deze discussie, die begon met de kwestie van de onafhankelijkheid. Ik herinner me het antwoord van Moha Souag toen ik hem in 1999 vroeg waarom hij in het Frans schreef (een vraag waaraan ik een hekel heb als ze mij gesteld wordt, maar die ik zonder scrupules aan anderen stel). Hij antwoordde heftig: ???Ik ben Berber! Arabisch is voor mij net zo???n vreemde taal als Frans.???
       Weliswaar werd er in 1999 nog geen Berbers geschreven, althans niet officieel. Het was voornamelijk een orale taal. Intussen richtte de koning het Koninklijk Instituut voor de Amazighcultuur (de Berbercultuur) op, dat de basis legde voor een bruikbare schrijftaal. Maar we staan pas aan het begin van een avontuur dat zou kunnen uitlopen op een op elkaar afstemmen van taal, stijl en codes, waaraan het ons zo node ontbreekt. Andere Marokkanen wedden eerder op het onder regels brengen van de streektaal, die zij erkend willen zien als een volwaardige taal. De taalkundigen geven hen meestal gelijk. Maar deze eis doet de aanhangers van een zuiver, klassiek Arabisch luid tekeergaan, hetzij om godsdienstige redenen (???het is de taal van de Koran, dus van God???), hetzij uit nationalisme: het is de offici??le taal van het land en zij brengt een bepaald ideaal van eenheid tot stand. Deze problematiek is, met enkele nuances, in de hele Maghreb dezelfde. Daarom heb ik het over een doem die op de Maghrebschrijver rust: geconfronteerd met klassieke taal, verschillende streektalen, de taal van de ex-kolonisator, ja zelfs talen zonder enige lokale binding (je komt al Maghrebijnen tegen die ??? in het Engels publiceren), weet hij niet echt waar hij voor moet staan noch wie hij is. Zoals Rachid O. tegen me zei, die in een onzeker Frans enkele boeken bij Gallimard liet verschijnen:
        ???Ik word uiteindelijk maar acteur, dat kost minder moeite.???