Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Schrijvers en de verloren eer van literaire prijzen

Verschenen in: Lieve God

Wie de letterkundige bedrijvigheid op de voet volgt, kan er niet naast kijken. Literaire prijzen fluiten je aan een steeds hogere frequentie om de oren en het journaille heeft de handen vol om het kaf van het koren te scheiden. Vrijwel dagelijks raapt een organisator ergens te lande een klad centen bij elkaar en roept hij een nieuwe onderscheiding in het leven, waarna een auteur mag opdraven om een trofee in ontvangst te nemen, na het oordeel van een al dan niet vakkundige of gecontesteerde jury. En dan zwijgen we nog over de opmars van publieksprijzen waarbij de stemmende lezer per sms-duim of computermuis het laatste woord krijgt. In Frankrijk wordt jaarlijks het fenomenale aantal van 1.500 literaire prijzen uitgereikt en in Vlaanderen nadert de teller de 200. In de Verenigde Staten en Groot-Brittanni?? is eenzelfde tendens naar steeds meer literatuurmanna bespeurbaar. Je moet stilaan wel een echt schrijfkneusje zijn wil je geen literaire oorkonde of nominatie aan je palmares kunnen toevoegen. De passende schampere tekening van Peter van Straaten of Joost Verweij valt bij zo???n tafereel haast blindelings te verzinnen.

Die toename aan prijzenvertier zou je kunnen toejuichen: hoe meer onderscheidingen, hoe meer welgekomen aandacht voor de bedreigde literaire speci??s. Maar er schuilt een addertje onder het gras. De ambigu??teit wordt samengevat door L.H. Wiener, een auteur die tot op heden nog niet meteen met het royale prijzengeld is begiftigd: ???Het ligt voor de hand te betogen dat het literaire prijzenbombardement, zoals dat in Nederland en Belgi?? jaarlijks inslaat, vele schrijvers doet duizelen en in verwarring brengt en daarom krachtig moet worden teruggedrongen, maar evenzeer ligt het voor de hand te betogen dat de literatuur niet genoeg gestimuleerd kan worden en dat er ruim baan moet worden gemaakt voor de ontwikkeling van schrijftalent en de productie van nieuw literair werk???, zo schreef hij ooit in Deus Ex Machina.
      
Noodzakelijke weldaad en geseling tegelijk: dat is wel vaker de teneur als auteurs zich uitspreken over het verschijnsel. Buiten kijf staat dat prijzen intussen de smeerolie van de literaire machinerie zijn geworden, de aanjagers van het literaire debat ??n dat prijzen als de Libris, de AKO en De Gouden Uil vaak ook de ???consecrator??? worden: de zegenaar van kwaliteit. Ze verlenen het urbi et orbi en jagen de modale lezer naar de boekhandel. Het is een prominente rol die ze onder meer schijnen over te nemen van de criticus, aan wiens autoriteit op allerlei manieren is geknabbeld. Opvallend daarbij is dat ook oeuvreprijzen stilaan minder gewicht in de schaal werpen.

De explosie van het literaire prijzengebeuren doet de vraag naar hi??rarchie rijzen. Bijten de talrijke literaire onderscheidingen elkaar niet stilaan in de staart en geeft het fenomeen aanleiding tot een algehele pijnlijke devaluatie? Maakt de argeloze lezer nog het onderscheid tussen het buikbandje waarop de shortlistnominatie voor de prijs van Bommerskonten staat ??n die van de Prijs der Nederlandse Letteren? Dreigt die nivellering de canonvorming op termijn niet te hypothekeren? En wat als de mechanismen van de verkoop inderdaad te veel de literaire prijzen sturen ??n de sponsors steeds meer in de pap krijgen te brokken? Nochtans kunnen literaire prijzen met een gezonde en gefundeerde basis, met autoriteit ??n een transparante besluitvorming, de letteren w??l diensten bewijzen op het publieke forum. Zeker is dat ze weinig participanten aan het literaire proces ongevoelig laten. Net daarom is het nuttig om na te gaan hoezeer de direct betrokkene ??? de schrijver ??? met het aureool van de literaire prijs worstelt.

Onder auteurs heerst als vanouds een grote animositeit over het fenomeen, die de laatste jaren weer in scherpte is toegenomen. De schrijver kan het prijzengebeuren achteloos afdoen als flauwekul of inferieur, toch ontkomt hij er niet aan om er een precieze houding tegenover te bepalen. En die varieert van afwijzing en dubbelzinnigheid tot blinde omarming.
      
Dat kan een vreemde vaststelling zijn: schrijvers zijn de gef??teerden, van wie het oeuvre of boek ???onderscheiden??? en belicht wordt. Zij zijn het die de onmiddellijke vruchten ervan (zouden moeten) opstrijken: als bekroonden, maar ook als de begunstigden van de verkoop die eruit voortvloeit. Vele schrijvers prijzen zich dan ook maar wat gelukkig met de regalia en de bijkomende centen die hen in de schoot worden geworpen. Toen Hans M??nstermann voor zijn roman De bekoring de AKO Literatuurprijs 2006 won, werd hij extatisch van satisfactie en beloofde hij zijn vrouw van het geld meteen een nieuwe garderobe en zijn zoontje een gameboy.
      
Tegelijk voelt de bekroonde schrijver zich even vaak de speelbal van de mechanismen der onderscheiding, de willoze uitverkorene, ja, zelfs het slachtoffer. Alsof het schrijverschap niet au s??rieux wordt genomen en er zelfs door bekneld dreigt te raken. Zeker omdat steeds meer literaire prijzen zonder publicitaire trammelant of een beroep op de commercie niet meer kunnen overleven, moeten ze zich plooien naar de usances van dien. Zelfs de allerhoogste literaire onderscheiding ??? ver weg van de commercie ??? roept bij sommigen gemengde gevoelens op. Zo sprak Doris Lessing na het winnen van de Nobelprijs voor de Literatuur van een ???bloody disaster???. De talrijke plichtplegingen maakten het de grand old lady haast onmogelijk om een nieuwe roman af te werken. ???Al wat ik nog doe is interviews geven en mij laten fotograferen.??? De Franse auteur Roger Martin du Gard dook in 1937 meteen onder in het hinterland van Nice toen hij het nieuws vernam van zijn Nobelprijs, bevreesd voor de horde persmuskieten op de stoep. Zelfs zijn vrouw kon hem eerst niet traceren. De voorbeelden van bekroonde schrijvershoofden die verlammingsverschijnselen vertonen in of na de prijzenwedloop zijn legio.
      
Uiteraard is het winnen van een prijs slechts een uitvloeisel van het schrijverschap, is het geen doelstelling op zich. ???Op de vraag waarom ze doen wat ze doen, kunnen professionele sportlui ongegeneerd hun begeerte naar medailles, bekers en eretitels tentoonspreiden. Bij schrijvers ligt dat anders. ???Om een prijs te winnen??? lijkt, tenzij ironisch bedoeld, een ondenkbaar antwoord op de vraag waarom ze schrijven, zo merkt Kevin Absillis hierover terecht op in zijn analytische essay ???De functie van (mis)prijzen??? in Nieuwzuid. Dus durven ze zich al eens met al hun vezels verzetten tegen het competitieve element dat onmiskenbaar in de prijzenbedeling sluipt, argumenteert Absillis. Noodgedwongen laten ambitieuze schrijvers zich toch in dat carcan dwingen. Slechts weinigen zijn ongevoelig voor de prettige neveneffecten van een prestigieuze prijs, zelfs al houdt die hen vervolgens maandenlang van de schrijftafel. En talrijk zijn de auteurs die knarsetandend en krampachtig reageren als ze w????r eens niet genomineerd zijn of een prijs aan hun neus voorbij zien glippen.

De meest radicale attitude is natuurlijk die van de onthouding ??n de weigering. Bepaalde schrijvers dringen erop aan dat hun boeken voor bepaalde prijzen zelfs niet worden ingezonden: zij rooien het op hun eigen houtje. Wie de nog ongeschreven petite histoire van de toonaangevende literaire prijzen ??? in hun huidige vorm eigenlijk goed honderd jaar oud ??? erop navlooit, stuit alvast op een forse rij weigeraars, die in hun motieven vaak het spanningsveld tussen de schrijver en zijn positie in de samenleving blootleggen.
      
Een voortrekker was Sinclair Lewis, die al in 1926 de Pulitzer Prize weigerde voor zijn roman Arrowsmith. ???Alle prijzen zijn gevaarlijk???, zei de Amerikaanse romancier toen. ???De goede manieren in een roman zijn bij de inschatting voor de prijs vaak belangrijker dan zijn literaire merites. Romanciers zouden alle Pulitzers moeten weigeren, tenzij ze willen dat de organisatie een soort van intellectueel hooggerechtshof wordt, onmogelijk om het er niet mee eens te zijn, zoals de Acad??mie Fran??aise.??? De demarche van Lewis zette in die jaren bij velen kwaad bloed maar zijn oproep zou slechts weinig bijval kennen. In de geschiedenis van de Pulitzer blijft hij tot nader order de eerste en enige weigeraar.
      
Ook Jean-Paul Sartre veroorzaakte consternatie toen hij in 1964 de Nobelprijs voor de Literatuur afwees. Zijn njet was een uitgesproken politiek statement omdat hij vaststelde dat de Nobelprijzen te vaak gingen naar anticommunistische schrijvers. Sartre poneerde ook dat zijn werk moest worden gelezen om de inhoud en niet om de waardering die anderen eraan hechtten. Het is een attitude die door de Franse klassieke schrijver Julien Gracq in 1951, bij zijn weigering om de Prix Goncourt te aanvaarden, in de meest radicale vorm werd veruiterlijkt. Toen zijn boek Le Rivage des Syrtes verscheen, kondigde hij al op voorhand aan dat hij de Goncourtprijs zou weigeren. Hij had net ook het pamflet La Litt??rature ?? l???estomac geschreven, waarin hij betreurde dat men zich meer interesseerde voor de persoon van de auteur dan voor diens oeuvre. Hij haalde daarbij zwaar uit naar de incompetentie van literaire jury???s en de vooroordelen van de kritiek. Toen hij ondanks deze reprimande toch de Goncourt kreeg, bleef hij bij zijn standpunt en weigerde hij consequent. Gracq heeft zelfs nooit toegestaan dat een boek van hem in een pocketversie verscheen ??? omdat hij dat een devaluatie van zijn werk zou hebben gevonden. De messcherpe Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard is dan weer een cas sp??cial. Hij kreeg in totaal vijftien prijzen en nam ze naar eigen zeggen in ontvangst ???hoofdzakelijk voor het geld???, maar de nationale Oostenrijkse staatsprijs moest hij mordicus niet. ???Het is allemaal lachwekkend als men aan de dood denkt???, zo verklaarde hij in 1968 bij de uitreiking van de Kleiner ??sterreichischer Staatspreis, een uitspraak die tot een fors schandaal leidde.

In Nederland was Jan Wolkers een notoire prijzenweigeraar: de Constantijn Huygensprijs in 1982 moest hij niet, omdat hij de erkenning rijkelijk laat vond komen en de P.C. Hooftprijs 1989 ging ook al richting afzender. Ook bij de recente weigering door Jeroen Brouwers van de Prijs der Nederlandse Letteren ging het in wezen over de functie die literatuur nog vervult: de zorg en investering die een cultureel instituut als de overheid wenst te besteden aan de ???erkenning??? van een schrijverschap. Volgens Brouwers strookte het bedrag van 16.000 euro niet met het prestige van de prijs die hem ??? in abstracto als ???Nobelprijs der Lage Landen??? ??? misschien wel kon behagen. Maar zijn weigering, zo verklaart hij ook in het schotschrift Sisyphus??? bakens, had ook een diepere grond: ???Zijn teleurstelling gold niet uitsluitend het keutelige geldbedrag van 16.000 euro, dat in geen drie decennia bleek te zijn verhoogd, [???] er was een boosheid van vele jaren.??? En hij toont aan dat ???de Prijs der Nederlandse Letteren van de Nederlandse Taalunie niet de meest prestigieuze onderscheiding in het Nederlands taalgebied is.??? Brouwers zette destijds ook de kwestie van het vaak karige schrijversinkomen mee op de agenda en komt daarop terug: ???Wat verdient een schrijver eigenlijk, waarom wordt de aanleveraar van de handelswaar (het boek) afgescheept met het geringste percentage van de opbrengst????
      
Jeroen Brouwers bevindt zich in goed gezelschap. In 1963 werd Hugo Claus in het ???Referendum der Vlaamse Letterkunde??? voor zijn roman De verwondering bekroond. De jury was een grote keur aan letterkundigen en academici. Een jaar later kreeg hij diezelfde prijs opnieuw, ditmaal voor Omtrent Deedee. Omdat er geen bedrag aan verbonden was, weigerde Claus de onderscheiding tweemaal. ???Ik krijg er niet eens het maandloon van een ongeschoolde arbeider voor???, zei Claus toen. De affaire wekte heel wat woede op en vulde wekenlang de kranten. A. den Doolaard sloeg in 1934 dan weer de Mei-prijs van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde af omdat hij hem moest delen met de dichter Jan Engelman. En W.F. Hermans was bij momenten een beroepsweigeraar. Hij haalde zijn neus op voor onder andere de P.C. Hooftprijs in 1972. In een eerste brief van het ministerie zou hem medegedeeld zijn dat de hoogte van de prijs 18.000 gulden bedroeg. Een paar weken later kreeg hij ??? na navraag ??? een excuusbrief waarin stond dat het om een tikfout ging: het werkelijke bedrag was 8.000 gulden. Hermans repliceerde aan minister P.J. Engels dat ???men nauwelijks (kan) verwachten dat een schrijver zich bijzonder vereerd zal voelen wanneer hij bekroond wordt door een minister wiens handtekening van de ene dag op de andere ??10.000 in waarde daalt. Ik heb daarom besloten geen prijs te aanvaarden.???

Een andere courante schrijversattitude bij een prijstoekenning of -uitreiking is het aanwenden van het publieke forum om iets helemaal anders aan de orde te stellen. De Vlaamse auteur Paul Verhaeghen deed dat toen hij de Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap ontving. Hij offreerde zijn prijzengeld aan de Amerikaanse burgerrechtenbeweging en maakte zo een vuist tegen de Irakpolitiek van de Verenigde Staten. Bij elke volgende prijs of nominatie bestendigde hij die houding.
      
Toch hebben auteurs zich de laatste jaren vooral schrap gezet tegenover de commercialisering van prijzen, zeker toen die vanaf de jaren 1980 aan weerklank wonnen. Die tendens zette in met de stijgende impact van de Booker Prize, die het lichtende voorbeeld werd voor vele laaglandse en Europese literaire armaturen. De in 1969 opgerichte Booker Prize veroverde pas vanaf 1981 ??? door de omstreden onderscheiding van Salman Rushdie ??? voorgoed zijn plaats in het literaire landschap, mede door het forse prijzengeld.
      
Daniel Kehlmann, de bejubelde Duits-Oostenrijkse schrijver van Die Vermessung der Welt, deed recent een bitse uitval naar de Deutscher Buchpreis, ingesteld door de vereniging van Duitse boekhandels. In Kehlmanns tirade hoor je bijna Jeroen Brouwers??? geruchtmakende gotspe naar ???de circussen der ijdelheden??? bij De Gouden Uil 2001 opklinken: ???Zo???n spektakel verhoogt misschien de omzet van de boekhandels, maar voor de literatuur is het betreurenswaardig. Voor de schrijver zelf, aan wie niet gevraagd wordt of hij zich aan de procedure wil laten onderwerpen, is de prijs een bron van zorg en depressie.??? Want, zo argumenteert Kehlmann, de manier waarop commerci??le prijzen te werk gaan, zorgt voor uitsluiting: ???Boeken die niet op de longlist staan worden nauwelijks nog gerecenseerd. [???] De waardeoordelen van de jury worden gestuurd door ???buitenliteraire mechanismen van een net niet corrupt, maar dan toch zeker zeer vervuild milieu.??? De auteurs worden, niet-officieel, gedwongen om op de prijsuitreiking aanwezig te zijn en ???ter bevrediging van de mediale nieuwsgierigheid voor de camera naast elkaar te gaan zitten als schlagerzangers in een castingshow. Ook al is een boek overal bezongen, als de auteur niet bereid is om kalmeringsmiddelen te slikken en lichamelijk op het strijdtoneel te verschijnen, dan krijgt hij de prijs gewoon niet. Auteurs worden benaderd alsof ze meelopen bij de 100 meter. Maar kunst is geen sport. Boeken wedijveren met elkaar, auteurs niet.???
      
Een echo hiervan is terug te vinden in het essay van Absillis, die de terughoudendheid bij schrijvers voor het competitieve element wel vaker aanstipt: ???Literatuur, zo lijkt de gangbare mening, is geen krachtmeting en heeft niets gemeen met een bokskamp of voetbalwedstrijd. Literaire onderscheidingen en trofee??n worden overigens vaak ???belasterd??? met metaforen ontleend aan de amusementsindustrie of volkscultuur. Naast sportanalogie??n komen circus- of kermismetaforen (prijzencircus, prijzencarrousel, de uitreiking als een circusnummer etc.) frequent voor???, zo noteert hij droogjes.
      
Ook Gouden Uilwinnaar 2008 Marc Reugebrink omschrijft een televisieprijsuitreiking als ???brood en spelen met de auteurs in de rol van gladiatoren ??? met dezelfde wreedheid en achteloosheid als in de tijd van de Romeinen???. Maar de auteur ??? die zich na de tribulaties rond de jury met graagte in een slachtofferrol wentelde ??? weigerde De Gouden Uil en de bijbehorende 25.000 euro niet. De prijs liet hem toe om ???zichtbaar te worden???, zo noteerde hij als pluspunt. Overigens nam Jeroen Brouwers in 2001 ??? ondanks zijn tirade ??? ook het prijzengeld van De Gouden Uil mee naar huis, wat hem toen in de pers op flink wat verwijten van inconsequentie kwam te staan. Erwin Mortier heeft in zijn recente polemiek in De Morgen over de jury niet aangekondigd van nominaties of prijzengeld te zullen afzien. In het bad stappen en van daaruit de kritische trom roeren: het is een even valabele als te verantwoorden mogelijkheid om te reageren.
      
Slokop Arnon Grunberg, die zich ten aanzien van het prijzengebeuren een meester van de dubbelzinnigheid toont, liet na het dispuut met A.F.Th. van der Heijden en zijn zelfverklaarde cordon sanitaire bij de AKO Literatuurprijs weten het geld van Nederlandse literaire prijzen niet meer te zullen accepteren. Dat bedrag mag voor hem naar een goed doel. Dat zijn boeken door de uitgever worden ingezonden, bezwaart hem niet: ???Dat is geheel voor zijn rekening. Hij stuurt in, dan gaat hij ook maar in een koetsje zitten.??? Grunberg bedoelt ook literaire goede doelen. Met een deel van de opbrengst van De Gouden Uil voor Tirza financierde hij de vertaling en productie van een bloemlezing van het werk van Roland Topor.

Intussen lijkt het succes van ongegeneerd parodi??rende prijzen als de Bad Sex Award te suggereren dat het stelsel van de literaire prijzen tot aan het knappen is opgerekt. Schrijvers weigeren prijzen, hebben kritiek op de sponsors, de hoogte van het prijzengeld, de aankleding, de format van de uitreiking op tv, de jury ??? Maar telkens als ze dat doen schudden ze het dekbed der letteren nog wat meer op, wat paradoxaal genoeg leidt tot een hoger prestige voor de prijzen die ze willen aanvechten. Een relletje links of rechts zorgt al grif voor free publicity, iets waar organisatoren van prijzen (en dus hun sponsors) ??n schrijvers alleen maar wel bij varen. In de literaire proefbuisopstelling hebben schrijvers prijzen nodig en prijzen schrijvers: kijk maar naar de aanbiedingsfolders of achterplatten van hun boeken. En als ze contesteren is dat hun goede recht, zo niet hun plicht, als schrijver. Hun moraal ligt in het woord, hun vrijheid ligt in de weigering. Maar misschien is het ook goed het eenvoudige principe van de kersverse Nobelprijswinnaar Jean-Marie Gustave Le Cl??zio in het achterhoofd te houden: ???Men schrijft om een antwoord te krijgen en om gelezen te worden. Daarom is een literaire prijs een antwoord. [???] Een prijs is ook: tijd krijgen, die zin geeft om te schrijven.???
      
Tom Chatfield stelt in ???The art of prize-fighting???, een prikkelend essay in Prospect magazine, dat ???prijzen in het beste geval vernieuwing aanmoedigen en een brug vormen tussen de brutale feiten van een literaire markt en de radicale mogelijkheden van de randen ervan ??? de revoluties, innovaties en talenten die eraan zitten te komen???. De literaire prijs moet misschien wel terug naar zijn essentie. Prijzen kunnen wel degelijk brandversnellers zijn van sterke literatuur en niet alleen de tenoren in hun status bevestigen. Ze moeten voor het boek meer betekenen dan ???een literair incident??? ??? zoals Laurens van Krevelen in De Gids de Werdegang van het literaire boek omschrijft. Daarom moeten ze zichzelf blijvend motiveren, in vraag stellen en hun bestaansrecht bewijzen ??n zich niet voor de kar laten spannen van sponsorinvloeden. Het stelsel zou bijvoorbeeld baat hebben bij meer transparantie over hoe juryleden stemmen of tot een beslissing komen. De noodzaak van beter gemotiveerde juryrapporten is evident. De uitreiking dient te worden ontdaan van de glitterende ruches en schreeuwerige franjes. De meer bescheiden cultuurinstellingen of overheden moeten zich afvragen wat alweer een nieuwe prijs zal toevoegen. Jury???s dienen deskundig te worden samengesteld met hartstochtelijke, geroutineerde lezers en critici, die literatuur niet als een bijbaantje zien maar ervoor op de bres staan en hun leesgeheugen mee inzetten. Een kritisch debat over de prijzen, de nominaties en de jurymechanismen is even essentieel. Want zoals Chatfield het formuleert: ???Uiteindelijk is het enige wat de grote evenwichtskunst van welke grote literaire prijs ook kan verantwoorden de kwaliteit van de winnaars. Zonder dat, en zonder het geloof van het publiek daarin, worden prijzen niet meer dan opiniepeilingen, en daar hebben we er al genoeg van.??? Zoals de tand des tijds de enige werkelijke waardemeter over kunst is, zo zal ook de tand des tijds de schifting doorvoeren bij de literaire prijzen. En wie weet overleven dan enkel de prijzen die zo oprecht mogelijk ??? zonder inmenging van welke efemere powers that be ook ??? het beste boek of oeuvre bekronen.