Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Drijfijs

Verschenen in: Rijndorst
Auteur: Miek Zwamborn


Het moet in het voorjaar van 1981 zijn geweest dat ik een zending ontving van Gerda Lenglet. Ik had in het archief waar ik werkte, kort voor het middaguur, een prent ontdekt die me nu nog, dertig jaar nadien, heel helder voor ogen staat. De prent, een ingekleurde aquatint, toonde een winterlandschap met zo???n vijftig figuren die in witte, blauwe en rode jassen op het ijs stonden. In het midden van het beeld was een ijsberg te zien, op 26 januari 1823 ontstaan door kruiend ijs, niet ver van de beruchte zandbank de Pollen, drie kwartier gaans van Harlingen zoals het onderschrift toelichtte. De ijsberg was zeventig voeten hoog en tachtig voeten breed, wat omgerekend in meters ongeveer 21 bij 24 meter is. Door de speling van de natuur was binnenin de ijsberg een tamelijk groot hol ontstaan, zo groot dat verscheidene mensen zich er ruim in konden bewegen. Bovenop de berg waren drie vlaggen geplant waardoor de reusachtige iglo middenin de Waddenzee vanuit de verte goed te zien was. De maker van de prent, W. Esser, had de figuren voornamelijk gegroepeerd in tweetallen; de helft van hen staarde naar de ijsberg, de andere helft klom op de schotsen omhoog elkaar helpend met een lange stok of een uitgestoken arm.
       
Nog volkomen in de ban van de viering van het bizarre landschap maakte ik de bruine envelop open. De naam Gerda Lenglet zei me niets. Sterker nog: ik kon me niet herinneren ooit een Gerda te hebben ontmoet. Uit de envelop kwam een in bubbeltjesplastic verpakt boek tevoorschijn en een handgeschreven brief die afkomstig bleek te zijn van de zus van Lucas Zandvliet, een jongen met wie ik als puber korte tijd bevriend was geweest toen ik op het gymnasium in Dordrecht zat. Ik probeerde me Lucas??? gezicht voor de geest te halen, maar in plaats van zijn gezicht doemden zijn blote voeten voor mij op die ik heel lang geleden had gezien nadat wij in de Alblas gezwommen hadden. Tenen hebben iets onnozels en steken qua vorm of lengte vaak zo schril af bij de rest van een lichaam dat, wanneer ik iemands tenen voor het eerst zag, ik door een gevoel van schaamte overvallen werd, plaatsvervangende schaamte. Ik had me wel eens had afgevraagd waarom kunstenaars zich toch zo vaak op handen toelegden en zo weinig voeten afbeeldden.

                 

Lucas was al vroeg een fanatiek botanist. Ik keek nogal tegen hem op. Niet zozeer omdat hij planten verzamelde, want dat deed ik zelf ook, maar meer om de discipline die uit heel zijn voorkomen bleek. Ik herinner me een ochtend waarop hij over de lange rechte weg vanuit Sliedrecht kwam aanfietsen. Gebogen over zijn stuur trotseerde hij de eeuwige tegenwind waar wij, scholieren uit de polder, ???s ochtends ??n ???s avonds tegen moesten vechten. Lucas had die morgen zijn grijze botaniseertrommel om en toen ik vroeg wat hij onderweg verzameld had, somde hij een hele reeks planten op waarvan ik nog nooit had gehoord. Lucas vertelde over kruipende ganzerik, vlasbek, fonteinkruid en guichelheil; ???bloemetjes-van-zeven-kwartier??? noemde hij ze, die rond negen uur opengingen en zich om ongeveer twee uur weer sloten. Hoe stipt kan de natuur zijn. ???Heel stipt???, antwoordde Lucas. Ik vroeg of ik een keer met hem mee mocht. Zo liepen we een paar dagen later langs de Boezem van de Overwaard.