Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Finisterre: kijken vanuit het verste punt. State of the art van de jonge fotografie in België

Verschenen in: Finisterre
Auteur: Inge Henneman

Staalkaart
De afgelopen jaren heb ik als curator in residence in DW B het werk van jonge Belgische fotografen voorgesteld. Onder anderen Ben Van den Berghe, Vincent Delbrouck, Lara Dhondt, Lot Doms, Pieter Huybrechts, Charlotte Lybeer, Michèle Matyn, Els vanden Meersch, Fien Muller, Arno Roncada, Dominique Somers en Katleen Vinck publiceerden elk een fotokatern van acht pagina’s tussen literaire teksten (zie ook de Webfolio’s). Ik schreef er een intro bij en Luc Derycke zorgde voor de vormgeving. Dit fotografienummer brengt nieuw werk van dat aanstormende talent bij elkaar, aangevuld met beelden van Maarten vanden Abeele, Vincen Beeckman, Nick Hannes, Debby Huysmans, Ives Maes en Wim Wauman. De hier gepresenteerde bundeling van actuele beelden biedt een verkenning van het landschap van de jonge fotografie in België, en in dit artikel wil ik u graag als gids voorgaan.

Het uitgangspunt van de samenstelling van deze staalkaart was een portret te schetsen van een generatie dertigers en enkele twintigers. Wat leeft er bij de nieuwe lichting fotografen? Welke verwantschappen en tendensen tekenen zich af in dit overzicht? En hoe resoneren deze nieuwe perspectieven op de golflengte van onze tijd? Kortom, wat maakt fotografie vandaag zo anders, onweerstaanbaar, relevant?
       De nieuwe lichting is natuurlijk niet zo nieuw. Je kunt er evengoed een echokamer van tradities in herkennen. Zo is de erfenis van dada, de conceptkunst en het minimalisme vandaag springlevend. Sommige werken lijken wel een remake van de jaren 1960 en ’70. Een tijdsbeeld maken van wat nu aan de orde is riskeert een artificiële gewichtigheid te verlenen aan prille aanzetten die nog in volle ontwikkeling zijn. Ik hoed me voor trendsetting. Dit is immers kunst die nog vers is en zich een plek moet veroveren in de actuele scene én in de kunstgeschiedenis.

Hoewel dit fotonummer een forum wou zijn voor Belgische fotografen, is het resultaat haast eenzijdig Vlaams uitgevallen. Vincen Beeckman en Vincent Delbrouck zijn de enige Franstalige genodigden aan de dis, en dat zijn dan nog tweetalige Brusselaars. Dat ik minder vertrouwd ben met de fotografiescene in Wallonië, is wellicht een spijtig gevolg van de toenemende federalisering en communautarisering van het beleid van de culturele instellingen in België. Als een van de tentoonstellingsmakers in het Antwerpse FotoMuseum ben ik in de praktijk meer georiënteerd op het Vlaamse kunstenveld. Dit is dus een ontdekkingstocht door de toekomst van de Vlaamse fotografie geworden.
       Leeftijd en geografie spelen bij de selectie een rol, maar ik heb me ook twee inhoudelijke vragen gesteld. Een eerste trigger bij de keuze was: waarom kiest een jonge kunstenaar vandaag voor het medium fotografie? Ik heb me laten bekoren door de meer artistieke omgang met het medium, en even de journalistieke fotopraktijk buitenspel gezet. In dit overzicht zijn dus geen fotoreporters of essayisten te vinden die voor kranten en magazines werken. Anderzijds is de aloude polariteit tussen artistieke en documentaire fotografie die hier de kop opsteekt op los zand gebouwd. Eén beeld uit de fotoreeks van volkscafés van Jimmy Kets voor Volkskunde Vlaanderen krijgt vanzelf het autonome statuut van een icoon, terwijl een schilderachtige foto van een would-be ‘artistieke fotograaf’ de mist in dreigt te gaan.
       Een tweede rode draad die ik voor ogen had bij de samenstelling was de intuïtie dat fotografie vandaag de kunst is van de individuele plaatsbepaling en het verstilde beeld. Het is maar een hypothese, en er zijn tal van tegenvoorbeelden te vinden, maar het komt me voor dat veel jonge beeldenmakers een miniwereld afbakenen, een cocon waarin de ons omringende chaos en het maatschappelijke spektakel even tot stilstand komen. Dat het leven in een foto tijdelijk stil wordt gelegd was altijd al het geval, maar meer dan ooit is het die bijzondere, statische bevrorenheid van de still die visuele kunstenaars fascineert.

Blijft nog de vraag of mijn selectie representatief is binnen de gestelde criteria. Ze is in elk geval voorlopig en subjectief, en ambieert niet meer dan een momentopname van de huidige, veelstemmige scene. Mijn enige houvast is een praktijk van jaren kijken naar, en lezen en schrijven over fotografie als hoofdredacteur van een fotomagazine en als tentoonstellingsmaker in het Antwerpse FotoMuseum.

Onzuiver kijken
Laat me beginnen met de bespiegelingen van Péter Nádas in zijn boeiende tekst ‘Oplichtende details’ (verderop in dit nummer) over de beelden van de zuivere waarneming en het afscheid van de analoge fotografie, te bekijken vanuit het perspectief van de huidige praktijk van jonge fotografen. Hoe gaan zij om met het medium fotografie en hoe kijken zij?

Voor Péter Nádas onderscheidt de fotografie zich als ‘het beeld van de zuivere waarneming’ van de beelden van het conventionele kijken.

       Want ze waren bij voorbaat niet in de objecten geïnteresseerd, niet in
       de dingen, hun machines, de gebeurtenissen, hun uitrusting, de
       ontwikkelingstechniek, maar in de beelden van de zuivere waarneming
       die het licht altijd schreef in hun plaats of juist samen met hen. Ze
       belichtten op het moment dat het beeld op hun hersenstam verscheen.
       Niet ervoor, niet erna. Ook uit de ontwikkelaar haalden ze het beeld op
       het heilige moment, waarop de orde van de tonen overzichtelijk was
       geworden, waarop de verrassing van de opname, de herkenning hun bij
      
het lichtgevoelige cellencomplex horende retina had bereikt.

Veel fotografen – ook degenen die met een digitale camera werken – zullen hun beeldpraktijk instemmend beschrijven als de kunst van de zuivere waarneming, het beslissende moment en het schrijven met licht. Maar ik geef graag drie tegenvoorbeelden die de diversiteit van benaderingen vandaag illustreren, evenals de manier waarop het medium deel is geworden van het veld van de hedendaagse kunst.
       Neem nu het diorama van Katleen Vinck: in een imposante tentoonstellingskast wordt een vervallen bunker getoond. Dit intrigerende beeld van bewaard verval is gecamoufleerd als archiefdocument maar het betreft een montage van gevonden beelden. Katleen Vinck heeft niets met de zuiverheid van de zintuiglijke waarneming en heeft geen camera nodig om ons te doen kijken. Ze construeert een hybride artefact, een kijkkast die vragen oproept, bijvoorbeeld over wat artificieel is en wat echt, en over de reconstructie van het verleden. Ze kijkt op een onrechtstreekse manier, via de omweg van ‘de beelden van het conventionele kijken’, maar haar visie is niettemin hoogst oorspronkelijk.
       In ‘Handshake Society’ monteert Ben Van den Berghe gereproduceerde en geherkadreerde foto’s van hetzelfde motief van de handdruk, zoals dat in de verschillende sociale contexten van lifestyle tot sport en politiek opduikt. ‘Een beeld moet je niet begrijpen, maar zien’, zegt Nádas maar Van den Berghe stelt net onze eerste (vluchtige) blik op de krantenfoto in vraag, door in een terugkerende beweging opnieuw te kijken, en in een vergelijkende, seriële presentatie verborgen betekenissen in deze kiekjes zichtbaar te maken. Persbeelden en ceremoniële foto’s worden zo als sociale tekens en politieke artefacten begrepen, onderliggende psychologie en machtsrelaties worden ontmaskerd, het functioneren van de fotografie wordt verduidelijkt.
       Pieter Huybrechts fotografeert megalomane bouwwerven in de woestijn van Dubai met lange sluitertijden. Voor Nádas – en met hem de analoge fotogeschiedenis sinds haar master Cartier-Bresson – is het beslissende moment het heilige moment, de belichting op een fractie van een seconde, de klik van herkenning. Maar in Huybrechts’ foto’s stolt de tijd. Dit transparante, door het licht uitgevreten droombeeld van een woestijnstad in opbouw is geen momentopname, maar echoot iets van de magie van de eerste stadsopnamen gemaakt met lange belichtingstijden en grote camera’s op statief. Snelheid is geen troef meer nu fotografie als massamedium voorbij is gesneld door real time streaming en andere elektronische en digitale media. Fotografie is een traag en contemplatief medium geworden.

Foto’s geven voor Nádas geen uitsnede uit de wereld, gaan niet over thema’s noch over individuele ficties. Ze capteren het licht tussen de dingen. Fotografie als lichtkunst is een wezensdefinitie, maar te beperkend om actuele fotografie te beschrijven die vertrekt van concepten, maatschappelijke thema’s en zelfonderzoek. De verwevenheid van kunst en het persoonlijke leven, zoals in het aangrijpende visuele dagboek The Ballad of Sexual Dependency (1986) van Nan Goldin, hoeft daarom geen ‘inferieure emotionele gemeenplaats’ op te leveren, zoals Nádas vreest. Het beeldende onderzoek van Ives Maes naar de microkosmos van de wereldtentoonstelling vertrekt van de fotografische archivering van sites van wereldtentoonstellingen, zoals Expo ’58. Dit work in progress heeft een semiwetenschappelijk, archeologisch karakter en brengt de verschuiving aan het licht van utopie naar dystopie in de naoorlogse samenleving. Dat is toch een ander soort belichten.

Nádas neemt in zijn tekst afscheid van de analoge fotografie als dé representatieve techniek van het individuele tijdperk, waaraan met de komst van de digitale fotografie een einde is gekomen. Ook het laboratorium van het fotoatelier behoort tot het verleden. De computer heeft nu de plaats ingenomen van de donkere kamer en via het scherm is de fotograaf aangesloten op de virtuele beeldwereld van het internet. De revolutionair gewijzigde technologie van de fotografie heeft uiteraard zijn impact op deze generatie van het world wide web. Deze beeldenmakers permitteren zich een grotere vrijheid in de creatie van beelden, het maakproces laat immers meer manipulatie toe. In tegenstelling tot analoge foto’s die nog altijd hun (al dan niet vermeende) waarachtigheid ontlenen aan hun statuut van afdruk, zijn digitale foto’s samengesteld uit informatie waarvoor ultiem geen waarnemer noodzakelijk is. Ze vallen ten prooi aan verdenking en wantrouwen. Maar de afstand en zelfs loskoppeling van de fotograaf tegenover de zichtbare wereld werken ook bevrijdend. Vorm en fictie krijgen vrij spel. In die onbepaalde ruimte tussen de beelden en de dingen houden veel fotografen zich vandaag op. Ze bespelen het gebied tussen de feitelijke stand van zaken en een imaginaire wereld. Ze zien de realiteit als theater. Ze genieten de vrijheid van een literaire auteur of een schilder. De digitale beelden vormen een flexibel vertrekpunt voor een plastische benadering en elektronische beeldbewerkingen. De fotografie wordt zo meer dan ooit een subjectief medium, dat de werkelijkheid in foto’s eerder uitvindt dan registreert, veeleer transformeert dan reproduceert. Meteen is ook de waarheidsaanspraak van fotografie onderuitgehaald. Wie gelooft nog dat een foto de wereld objectief weergeeft zoals die is?

Naast de digitale revolutie die eindeloze mogelijkheden opent op het gebied van het beelden maken, is natuurlijk ook de wereld ingrijpend veranderd door de globalisering. Fotografen zijn traditioneel ontdekkingsreizigers, maar de planeet is stilaan volledig visueel gescand en door de mens veroverd. Fotografie is er niet meer om de wereld te ontdekken maar om hem te begrijpen. De wereld is verkleind maar dijt tegelijk ook grenzeloos uit. Van Brussel tot Bombay heerst hetzelfde neoliberale kapitalistische systeem en beschikken kunstenaars over dezelfde culturele informatie en artistieke tool box, meent topcurator Nicolas Bourriaud. In een reactie op die overheersende tendensen tot standaardisering en commercialisering zie je een opvallende opleving van identitaire bewegingen, van terugtrekking in de individuele levenssfeer of in een eigen subcultuur. Ook in veel jonge fotografie staat het zoeken van een eigen plek en het afbakenen van een eigen territorium voorop. Bekijk de reeks Shelters of Refuse van Lara Dhondt: tijdelijke bouwsels opgetrokken uit zwerfafval in de periferie van de stad, schuilplaatsen voor het individu bij wijze van plaatsbepaling én mogelijkheid tot dagdroom en verzet, zoals de titel suggereert.
       Charlotte Lybeer heeft een minder optimistische kijk op die vorming van een capsulaire samenleving en fotografeert gated communities en themaparken in de VS, Zuid-Afrika, Europa, China en de Arabische Emiraten. Het succes van deze enclaves bewijst volgens Lybeer dat we in onze grenzeloze maatschappij toch blijven verlangen naar beheersbaarheid. Ze omschrijft deze artificiële werelden als ‘micrococons die je helpen periodiek te ontsnappen aan de chaotische, ongecontroleerde buitenwereld’. En Nick Hannes maakt in zijn getroebleerde landschappen de impact zichtbaar van politieke grenzen op de omgeving. Etnische en sociale breuklijnen tekenen het landschap, zoals bijvoorbeeld de ‘Groene Lijn’ in Cyprus die Grieken en Turken verdeelt.
       De Shelters of Refuse van Lara Dhondt bieden slechts tijdelijk onderdak. Het zijn fragiele constructies van de meest banale materialen voor hedendaagse stadsnomaden. Naast het individualisme en de creatie van een eigen wereld, is veel werk in dit overzicht opvallend onmonumentaal en onspectaculair. No more heroes. Mij valt een zorgvuldig geënsceneerde onbepaaldheid op. Perfectie ligt te gemakkelijk binnen het bereik van de digitale fotoshopper. Het mag onaf zijn, verweerd of efemeer. ‘To be an artist is to fail, as no other dare fail’, zei Samuel Beckett. Dominique Somers en Arno Roncada vertrekken in hun werk uitdrukkelijk van vergissingen, accidenten en toevalstreffers. Het sublieme uitzicht van het ongerepte hooggebergte bij zonsondergang in ‘Untitled (Sun Error)’ is op het tweede gezicht een parodie op een hardnekkig fotografisch beeldcliché én een mislukte analoge opname. Dominique Somers verzamelt de eerste, toevallige opnamen die men blind wegklikt om de analoge camera te laden. Van de oude filmrolletjes in hun zwarte hulzen interesseert haar enkel het eerste ‘automatische’ beeld, dat ze zich toe-eigent, inscant en monteert.
       De dingen worden in foto’s eerder verschoven zodat ze in een nieuw licht komen te staan – een praktijk van displacement – dan dat ze worden vastgelegd. Gefragmenteerde vormen in de hybride prenten van Vinck, of de juxtapositie van disparate elementen in de stillevens van Wim Wauman creëren een nieuwe realiteit. De realiteit is niet zo statisch en onveranderlijk als men ons doet geloven. Nicolas Bourriaud beschouwt de kunst als een editing table
die elementen van de realiteit weer op een andere manier in elkaar zet. Deze voortdurende deconstructie is niet alleen wezenlijk in de vele fotomontages vandaag, maar ook in de documentaire fotografie die door analyse en herinterpretatie van visuele clichés de beeldvorming rond maatschappelijke kwesties bevraagt. Helemaal in de lijn van die grote documentaire traditie sinds Walker Evans, Robert Adams, Lewis Baltz ... ambieert de fotografie a visual editing of society. In foto’s kunnen we de realiteit denken, de publieke ruimte, de sociale en politieke verhoudingen, de liefde enzovoort.


Lees meer in Finisterre. In het papieren nummer vindt u ook de 62 pagina's tellende fotokatern met werk van Maarten vanden Abeele, Vincen Beeckman, Ben Van den Berghe, Vincent Delbrouck, Lara Dhondt, Lot Doms, Nick Hannes, Pieter Huybrechts, Debby Huysmans, Charlotte Lybeer, Ives Maes, Michèle Matyn, Els vanden Meersch, Fien Muller, Arno Roncada, Dominique Somers, Katleen Vinck en Wim Wauman.