Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Eerste poëticalezing uit Zwart Vierkant

Verschenen in: De ontwikkeling
Auteur: Max Frisch

                                            Vertaald uit het Duits door Daniel de Vin

Eerste lezing                                                                                           THE WRITER’S JOURNEY: FROM IMPULSE TO IMAGINATION                                                                                    Het zal vermoeiend voor u zijn, dat weet ik, door mijn uitspraak van het Engels, soms ook grappig. Om af en toe eens te kunnen verpozen zal ik vrij veel citaten gebruiken; die citaten zullen perfect worden uitgesproken.

Om het u maar meteen te zeggen:
      
Ik heb geen theorie.
      
Er bestaan een aantal fascinerende esthetische theorieën: van Aristoteles tot Roland Barthes, vooral ook van de marxistische denkers: Walter Benjamin, Lukács, Adorno enzovoort. Of een theorie al dan niet nuttig is voor ons werk bepaalt niet haar waarde. Dat weet ik. Aeschylus en Sophocles hebben niet van Aristoteles geleerd hoe je tragedies schrijft ...
       Begrijpt u mij niet verkeerd:
      
Ik heb niets tegen theorieën.
      
Ik heb er alleen zelf geen.
      
Af en toe, als uitzondering op de regel, komt het voor dat een theorie wordt opgesteld door mensen die zelf kunst produceren. Bijvoorbeeld: Brecht. Zijn theorie van het epische theater heeft veel van zijn leerlingen op een dood spoor gezet, mijzelf inbegrepen. Brechts theorie was nuttig voor hemzelf, maar niet voor iedereen. Dat hebben wij verkeerd begrepen. Hij was creatief genoeg om er dialectisch mee om te gaan. Hij had ze nodig als tegengewicht, vond ik later, zoals hij ook de marxistische catechismus had als tegengewicht voor zijn genie.
      
Een ander geval is Robbe-Grillet:
      
U herinnert zich de theorie van de NOUVEAU ROMAN?
      
Een charmante theorie, maar de paar romans die haar hadden moeten bevestigen zijn overbodig en saai.
      
Theorie is geen recept.
      
En hier volgt al mijn tweede bekentenis:
      
Ik heb ook geen recept –

Ik dank de heer Brody, die dat alles niet heeft kunnen weten, voor zijn genereuze uitnodiging die mij verplicht heeft erover na te denken waarom ik eigenlijk schrijver ben geworden.
      
Ik had geen job nodig –
      
Ik was architect.

In wezen is alles wat wij in deze dagen opschrijven niets anders dan een wanhoopsnoodweer, die aldoor ten koste gaat van de waarachtigheid, onvermijdelijk; want wie in de diepste grond waarachtig zou blijven, zou niet meer terugkeren als hij de chaos betreedt – tenzij hij die zou hebben veranderd.

Dit is een notitie uit het jaar 1946 na de bezichtiging van de vernielde steden in Europa. Schrijven als noodweer tegen de ervaring van onmacht.

Pas in tijden dat wij weer eens niet kunnen werken, blijkt duidelijker waarom we, als het enigszins mogelijk is, überhaupt werken; het is het enige dat ons ’s ochtends, als we plotseling en weerloos wakker worden, de verschrikkingen bespaart; dat ons in staat stelt om in het labyrint rondom ons onze weg voort te zetten; het is de draad van Ariadne –
      
Zonder werk:
      
Dat zijn de tijden dat we nauwelijks door de voorsteden kunnen lopen zonder moedeloos te worden bij het zien van hun vormeloos woekerende verstening. De manier waarop een mens eet of lacht, een willekeurig iemand; de manier waarop iemand in de tram telkens voor de deur blijft staan als anderen willen uitstappen, het kan ons doen wanhopen, en de eerste de beste eigen fout die daarop volgt ondermijnt ons vertrouwen in de mensheid volledig. Het grote en het kleine zijn verwisselbaar; niets gaat meer. De mateloosheid van de angst. Wij zijn kapot van al die berichten over ellende, chaos, leugens, onrecht –
      
Anderzijds:
      
Als ook maar de vorm van één enkele zin lukt die schijnbaar niets te maken heeft met alles wat rondom ons gebeurt – hoe weinig kan ons dan het oeverloze deren, het vormeloze binnen in onszelf en rondom ons in de wereld! Het menselijke bestaan, plotseling schijnt het leefbaar, zonder meer, wij verdragen de wereld, zelfs de werkelijke, de blik in de waanzin: die verdragen wij in het waanzinnige vertrouwen dat de chaos kan worden geordend, kan worden gevat als een zin, en de vorm, waar hij ook gelukt is, vervult ons met de macht van de troost die zonder weerga is.

Ook een notitie uit het jaar 1946. Schrijven als therapie voor het schrijvende subject. Een autistisch standpunt, dat moet ik toegeven. En wat verstaat dit subject nu onder schrijven?

Wat belangrijk is: het onzegbare, het wit tussen de woorden, en steeds spreken deze woorden van de bijzaken, die wij eigenlijk niet bedoelen. Waar het echt om te doen is, kun je in het beste geval omschrijven, en dat betekent heel letterlijk: je schrijft eromheen. Je omsingelt het. Je doet uitspraken die nooit samenvallen met onze echte ervaring, die onzegbaar blijft; ze kunnen deze alleen afbakenen, zo nauwkeurig en precies mogelijk, en het echte, het onzegbare verschijnt in het beste geval als spanning tussen deze uitspraken. Ons streven is er vermoedelijk op gericht alles uit te spreken wat zegbaar is; de taal is als een beitel die alles wegkapt wat geen geheim is en al het zeggen betekent een verwijderen. Het zou ons in zoverre niet mogen doen schrikken dat alles wat ooit woord wordt, in een zekere leegte terechtkomt. Je zegt wat niet het leven is. Je zegt het omwille van het leven. Zoals de beeldhouwer, wanneer hij de beitel hanteert, zo werkt ook de taal door de leegte, door het zegbare vooruit te drijven naar het geheim, naar wat leeft. Steeds bestaat het gevaar dat je het geheim stukslaat en evenzeer het andere gevaar dat je te vroeg ophoudt, dat je het geheim een blok laat zijn, het niet te pakken krijgt, het niet vat, niet bevrijdt van alles wat nog zegbaar zou kunnen zijn, kortom dat je niet doordringt tot zijn laatste oppervlakte.
      
Deze oppervlakte van alles wat uiteindelijk zegbaar is, die zou moeten samenvallen met de oppervlakte van het geheim, deze immateriële oppervlakte die alleen voor de geest bestaat en niet in de natuur waar er ook geen lijn is tussen berg en hemel, misschien is dit wat de vorm genoemd wordt?
      
Een soort weergalmende grens –

Ik heb geen theorie, dat klopt, geen theorie van de roman of van het drama. Dat wil niet zeggen dat je niet gaat nadenken over je werk. Maar het blijven flarden van gedachten. Aan een systeem heb ik in de verste verte niet gedacht. Inherent aan een systeem is steeds dat je jezelf ondergeschikt maakt, en juist dat is blijkbaar wat ik, als schrijver, van in het begin niet heb gewild.


Lees meer in De ontwikkeling