Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Dubbelspraak 2: Ceci tuera cela. Literatuur en architectuur

Noten

1. Aanspraak maken op volledigheid is een gevaarlijke bezigheid, maar kan het gelijktijdig beschouwen van architectuur en literatuur inderdaad ??? al is het dan op figuurlijke wijze ??? zicht bieden op ???het hele landschap van de westerse cultuur???? Met andere woorden: zijn architectuur en literatuur de ouders van alle kunsten en bij uitbreiding van alle culturele verschijnselen? En welke relatie onderhouden deze partners dan ten opzichte van elkaar? In dit themanummer wordt dezelfde vraag opnieuw gesteld, onder de noemer Ceci tuera cela, ontleend aan Notre-Dame de Paris van Victor Hugo ??? de literatuur zal de architectuur doden. Deze uitspraak ligt ook aan de basis van het essay van Maarten Delbeke, waarin de nagenoeg echtelijke staat van architectuur en literatuur sinds Hugo tot Rem Koolhaas wordt onderzocht. De conclusie is duidelijk: architectuur is geen literatuur, en vice versa. Ook de grote modernisten ??? Le Corbusier, Wright ??? wisten dat de architecturale betekenistoekenning en -verlening sterk verschilt van de literaire. De bindingsangst die uit dit besef voortvloeit is meer dan gerechtvaardigd, hoewel van verlatingsangst geen sprake kan zijn: hoe gespannen de voet ook is waarop architectuur en literatuur samenleven, ze kunnen niet zonder elkaar.

2. De acht bijdragen van dit themagedeelte stellen op verschillende manieren en met verschillende uitkomsten de vraag of de verwantschap tussen literatuur en architectuur ook betekent dat beide kunsten wezenlijk iets met elkaar te maken (willen) hebben. Aan acht architectenbureaus uit de Benelux werd gevraagd om de teksten te illustreren, maar dan zo dat de architectuur nooit zomaar illustratie werd. De relatie tussen afbeelding en discours is op die manier de negende tekst van Ceci tuera cela: teksten worden tegengesproken, (nog) moeilijker gemaakt, verduidelijkt of zelfs van een activistische inslag voorzien. Als het inderdaad zo is dat de architectuur zich ophoudt in een ???droomwereld van esthetische spelletjes???, is zij dan literatuur geworden? En hoe kan de ???klassieke??? literatuur zich nog staande houden zonder gebruik te maken van zuiver visuele logica???s?

3. In de tekst van Bart Verschaffel krijgt de gedeelde grond onder de architectuur en de literatuur een existenti??le lading: de moderne wereld is barstensvol, en slechts door te bouwen of te schrijven is het mogelijk om te overleven. De ???verleiding van de orde??? is echter alomtegenwoordig en onoplosbaar, al was het maar omdat de ???ruimte??? vol met grote of dode goden zit, die om aandacht, plaats en betekenis vragen. Nergens anders, zoals Verschaffel betoogt, is dat veelkleurige conflict mooier tot uiting gekomen dan in Malpertuis van Jean Ray.

4. Het aan de praat krijgen van de wereld is traditioneel voorbehouden aan de literatuur, maar er zijn weinig discursieve kaders die zich niet bedienen van ruimtelijke noties. De dubbelzinnigheid van de architectuurmetafoor zit niet enkel vast op de act van het schrijven, maar slaat neer in elk denken over de wereld. Een van de krachtigste, meest emblematische beelden uit het werk van Roland Barthes is ???architecturaal???: de Eiffeltoren, ???een zuiver teken dat alles wil zeggen???, ???trekt betekenis aan zoals een bliksemafleider de bliksem???. Zo verlangt elk schrijven naar ruimtelijke noties; Mallarm?? wist het al: ???Ce qui a lieu, c???est le lieu.??? In de tekst van Cin Windey worden klassieke literatuurtheoretische problemen en recente literatuur beschouwd aan de hand van het concept van de ???negatieve ruimte???, omdat de lezer en de auteur elke tekst tevoorschijn brengen ???zoals Michelangelo het beeld uit marmer???; binnen de limieten van het gegeven blijkt elke gedachte potentieel haar uitdrukking terug te vinden.

5. Wat er gebeurt als architectuur haar ???immense materialiteit??? dreigt te verliezen, wordt onder meer beschreven in de tekst van Bert de Muynck. Vanuit zijn woon- en werkplaats Peking bericht hij over de versnellende en vervluchtigende ruimtelijke realiteit van wat waarschijnlijk de grootste en modernste wereldstad is geworden. De westerse immaterialiteit en de leegte van het teken ??? in klassiek poststructuralistische termen het priv??domein van de literatuur ??? wordt hier, in de stad waar op twee weken tijd bouwblokken verdwijnen en weer opduiken, en waar Koolhaas de CCTV bouwt, ondanks alles werkelijkheid.

6. In ???Avenida de Italia 43C??? van Christophe van Gerrewey lijkt het wel alsof de hoofdpersonages zich tot elkaar verhouden als de architectuur tot de literatuur: stom, ???schoon??? en onbeweeglijk tegenover pratend, vragend en wandelend ??? de architectuur vrouwelijk, de literatuur mannelijk. Belangrijker is echter dat, in sterke relatie met het openingsbeeld, ???de geest slechts beelden uitwisselt en inwikkelt??? op basis van wat afwezig is achter een blinde of verblindende gevel. Elke herinnering ??? en welke gedachte is dat niet? ??? bedient zich, zo weten we dankzij Quintilianus, Frances Yates of Marcel Proust, van ruimtelijke logica???s. Dus misschien is het tekortschieten van elke taaluiting en het onbetrouwbaar zijn van elke verteller ook en vooral een zaak van de onrechtmatige behandeling van de onkreukbaarheid van de materie. Elk alibi is ruimtelijk, en daardoor vals.

7. Dat besef is ??? kort door de bocht ??? het onderbewuste van het modernisme. De handwerker ???die zijn materiaal kent???, ???die weet wanneer het in elkaar stort, wanneer het onjuist wordt??? heeft vaak geen andere keuze dan minimalist te worden. Elders haalde Bekaert 'I can???t go on, I???ll go on' van Beckett al aan als de ring die de verwantschap tussen architectuur en literatuur bezegelt. In zijn tekst doet Dirk van Hulle min of meer hetzelfde, door de agenda???s en de verwezenlijkingen van Samuel Beckett met die van Mies van der Rohe te vergelijken. De ???-loosheid??? die beide oeuvres kenmerkt, is vooral de -loosheid van een interieur, van een ingewand, en is precies daarom confronterend maar niet minder noodzakelijk.

8. Jacques de Visscher hanteert een pragmatischer logica in ???Intieme gestalten van het wonen??? en draait daarmee in zekere zin het ceci tuera cela om: het is de literatuur die de architectuur lessen te leren heeft. ???De intu??tieve kennis van de wereld??? kan het al te strikte functionalisme werkelijkheidseffecten toedienen en bewoonbaarheid.

9. Dan nog blijft het de vraag of en wat architectuur en literatuur voor elkaar te betekenen hebben. In dit nummer worden grofweg de drie mogelijke posities overschouwd. Ze moeten elkaar helpen, aanvullen, bijstaan en elkaars tekortkomingen aanvullen of elkaars verdiensten overnemen; het is ??? integendeel ??? slechts ???op risico van lijf en leden??? dat ze zich met elkaar inlaten; of het is in hun afzonderlijke, wanhopige, schiftende ???autonomie??? dat ze elkaar terugvinden. ???What is the good of the arts if they???re interchangeable???? vroeg E.M. Forster zich ooit af. Het omvattende gebaar dat Ceci tuera cela wil maken, is daarom ??? vanuit een wel erg hoog en overzichtelijk standpunt ??? een essentieel lezend gebaar. De bijdragen in dit nummer werpen literatuur ??n architectuur op als ???plaatsen waar de geest zichzelf terugvindt???, zoals Paul Val??ry het formuleerde in zijn Cahiers. Het zijn namelijk vooral de gevaren in de grote boze buitenwereld die architectuur en literatuur tot naaste verwanten maken. Gedeelde angsten garanderen eeuwenlange huwelijken. Architectuur en literatuur zullen uiteindelijk, ondanks alle vorige berichten, samen ten onder gaan. Het beschouwen van hun wederzijdse relaties kan het recht op lezen, en het berichten over dit lezen, nog een keer opeisen.