Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Cordyceps

Verschenen in: Vechtende spiegels
Auteur: Erik Spinoy

Waar het eencellig
gist

lichten
in drommen
beenderwitte
zwammen op

en stoten
uit de bodem
uit de ondergrondse
zwamvlok op

hun bange
glazige vruchtlichamen

die voor de hoogten
boven hen beducht
de schermen opendoen

waarvan soms afhangt nog
een soort van suikerspin
of hoepelrokken van
gesteven kantwerk
of verbleekt brokaat.

Miljoenen zijn er
door de diafane
zwartgestreepte
zwermenwervelende
keverlarvenmaden
opgezocht
en meest

entomologen zelfs
laat staan
complete leken
zoals wij

volkomen
onbekend.



Uit potgrond
licht en rul ???

alleen niet
cordyceps.

Hier scharrelt nu
de schedelharige
kogelmier

een uit die legers
per hectare

en staart u peilloos
met convexe
ogen aan.

Neemt u in acht:

bijt iemand deze mier
dan branden enkels
dagenlang
als er geen schok van komt
anafylactisch.

Glad geharnast
afgetraind
schijnt hij
immuun

een Siegfried
der insecten die
daar argloos
door een wolk
van sporen loopt
en onbekommerd
door trachee??n
adem haalt
en stigmata.



Kort na het
infiltreren
in het lijf en
in de geest

hangt hij het brein
chemisch verdraaid
aan deze hoge plant
van richting of van
hoogte eetbaarheid
zich niet bewust

gaan golfsgewijs
convulsies door
de romp

vindt hij waar
hij maar tast
de poten niet

en malen hard
als stalen raderen
de mandibels.

Dan valt hij
stil
wiegt
als bevroren
op zijn stam

als niet een werkster
toeschiet
en het
pestilente lijf

in het zwartste smijt
van het zwarte
woud



waar het begint
finaal:

het plant de voeten
op het schedeldak

en richt het
lenige lichaam op

tot aan de punt
de knop ontstaat
waaruit een nieuwe
sporenregen sproeit

die met geluk
een vlezige
teelgrond vindt

tot aan het punt
dat in de omtrek
wijd en zijd
zijn broer
zijn zus

elk eender specimen
op eendere wijs
is uitgeroeid.



Niet slechts voor hem
beschikt
of voor zijn soort:

in bijna elke speci??s
in elke geleedpotige
ontbloeit
de eigen cordyceps ???

in bladeren die
op wandel gaan
in kakkerlakken
in libellen en mantissen
in de bladluis
alle mieren
de termiet

de atta cephalotes
de neurothemis fluctuans
wie weet ook in die schat
van een gyrinus natans.

In onvermoede holten
van zijn lijf
herbergt elkeen
zijn eigen parasiet

en weet het niet

noch weten anderen iets
zolang

het mycelium
nog schuilgaat in het skelet

het zachte weefsels vreet
maar elk vitaal orgaan ontziet

en het brein niet
in een vruchtbare brij
is opgelost.

Daar loopt er
weer een
kijk
en niets te zien.

Hoe weet je
of niet elk moment
uit naden van
het exoskelet

het plots onhoudbaar
breken kan?

En of het nut heeft
zin
of zo?

Dat aan het eind
geen soort hier
domineert

dat dit gedraai
zichzelf en
hopeloos gelijk is

of dat een lijf
hoe fraai Helleens
zich welvend ook

nooit zo gesloten is
dat niet het
eensklaps
barsten kan

en bloot
beschamend
uit de wonde schiet?

Al schrijdend
bijtend alles
wetend

weet men dat
toch niet.