Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

'Flatteus verlicht en charmant gekadreerd'

Verschenen in: Irony and Beyond
Auteur: Anne Decelle

 

De rol van ironie in AUB van Paul Bogaert

 

 

              Doe mee en win!

              De winnaars worden persoonlijk verwittigd.

 

In L???Ironie litt??raire (1996) onderschrijft Philippe Hamon de gekende opvatting van Sperber en Wilson dat een ironische uiting steeds de echo bevat van een andere tekst. Precies die act van het citeren is voor de lezer het signaal dat er onder de letterlijke betekenis een andere, al dan niet tegengestelde, betekenis aanwezig is. Zo kunnen we ons inderdaad voldoende ???verwittigd??? voelen. Het citaat boven deze bijdrage heb ik niet uit een wedstrijdformulier geplukt. Het is het vierde gedicht uit de cyclus Pijn aanpakken actieplan op de website www.paulbogaert.be. Het concept ironie is kennelijk een zinvol zoeklicht om enkele aspecten te belichten van AUB (2006), de derde en meest recente bundel van de Vlaamse dichter Paul Bogaert (1968). Het meest eigene aan Bogaerts nog beperkte doch intrigerende oeuvre is paradoxaal genoeg de wijze waarop hij de eigen stem zoveel mogelijk naar de achtergrond verbannen heeft. Zijn gedichten zijn doorspekt met zulke echo???s van stereotiepe verbindingen uit de meest diverse contexten.

       Een tweede constante in zijn oeuvre is de obsessieve preoccupatie met vorm en orde. Bogaerts po??zie wekt de indruk dat er maniakaal aan gesleuteld is tot ieder woord precies op de plek staat waar het moet staan. Zo kan je op zijn website onder de link ???interne keuken??? de totstandkoming van het gedicht ???iets refreinerigs??? stap voor stap volgen. De bijbehorende PowerPoint-presentatie begint met een waarschuwing aan de lezer: je moet niet minder dan 700 keer klikken, want aan de uiteindelijke versie gaan maar liefst 225 kladjes vooraf. De ordening van Bogaerts jongste bundel oogt nochtans minder strak dan zijn vroegere werk. AUB bestaat uit 39 vrij korte gedichten van uiteenlopende lengte, gevolgd door het reeds in een bibliofiele editie verschenen lange gedicht ???Toespraak??? (1998), dat we hier buiten beschouwing laten. De gedichten zijn titelloos en de inhoudsopgave achteraan vermeldt slechts het paginanummer en de beginregel. Tegenover die ogenschijnlijke formele losheid staat een des te opzichtiger structureringsprincipe. Onderaan iedere bladzijde staan wel telkens een cijfer en een titel. Of het om cijfer en titel van het gedicht gaat of om paginanummer en reekstitel wordt aan de lezer overgelaten. De lay-out nodigt er bovendien toe uit om de titels als genummerde voetnoten te lezen. We kunnen dat interpreteren als spot met de voetnotenmanie eigen aan de academische kritiek, zoals ook elders in de bundel een weinig flatterend beeld van congressen wordt geschetst: ???Het congres wordt nu afgerond / met uit alle werkgroepen puinzakken.??? De ???puinzak??? is ook de titel van een reeks gedichten in de bundel, zodat de ironie verglijdt in zelfironie. Die vervaging tussen titels en voetnoten heeft ook ingrijpende implicaties voor de po??zie zelf. Het onderscheid tussen hoofding en bijkomende informatie komt er op losse schroeven te staan. De teksten staan letterlijk ???op??? hun kop. Op ironische wijze reduceert Bogaert de essentie van de bundel tot de omkadering ervan en spot zo met zijn eigen vormelijke perfectionisme.

       Met dit door de opmaak aangereikte ironische signaal in gedachten vat ik mijn lectuur van de bundel hier aan bij het tweede gedicht.

 

       Dit is de eeuw van de knoppen.

       Elke foto wordt sceptisch bekeken,

       ook al toont ze de realiteit.

       Flatteus verlicht en charmant gekadreerd

       lijkt elk zwembad de moeite (priv??).

 

       Dit is de eeuw van de weldoeners

       en de doorligwond. Echte schapenvacht

       vermindert de schuifkrachten.

       Synthetische schapenvacht wordt afgeraden.

       Dit is de eeuw van de moeilijk te sluiten peignoir.

 

       Dit is de eeuw ook van medleys helaas,

       van spierwitte luxe en voodoo en stocks.

       Elke dag sterven er mensenvrienden.

       We zijn zeker van bijkans niks.

       Maar we tonen ons lichaam zoals het is.

 

       2 / PUINZAK

 

Hoewel het gedicht een eclectisch samenraapsel van woorden en zinnen uit diverse registers en betekenisvelden lijkt, is het niet moeilijk je een beeld voor te stellen bij de eerste strofe. Iemand bladert in een glossy magazine of een reiscatalogus of kijkt naar vakantiekiekjes, zoals een fotoreportage van een zwembad. De toevoeging ???priv????? tussen haakjes werkt echter bevreemdend. Betekent dit dat alleen (of toch vooral) priv??zwembaden de moeite lonen? Dan vormt het zwembad wellicht een semantisch veld van rijkdom, waartoe ook de ???spierwitte luxe???, de ???weldoeners??? en bijgevolg ook het synoniem ???mensenvrienden??? behoren. De weldoener wordt niet in de eerste plaats als gulle gever getekend, maar badend in luxe. Dat zijn bezit op de voorgrond wordt geplaatst, relativeert en ironiseert de schenkingen. Zo blijkt maar weer hoe haakjes ??? denken we maar aan toevoegingen als ???(grapje)??? of ???(niet)??? in informelere teksten ??? een geliefkoosd middel zijn om ironie te signaleren. Of misschien staat ???priv????? tussen haakjes om te verduidelijken dat er tekst is uitgewist of doorgehaald. Roepen de foto???s een herinnering op die het zwembad de moeite waard maakte, maar die van te private aard is om met de lezer te delen? Het woordje ???priv????? evoceert dan op ironische wijze het verwachtingspatroon van lyriek als persoonlijke expressie van een individueel subject. Waarom het tussen haakjes moet worden geplaatst, is duidelijk: Bogaerts po??zie oogt net hoogst onpersoonlijk. Niet alleen ontbreekt in dit gedicht een expliciet ik, maar vooral lijkt de tekst en bij uitbreiding heel de bundel een collage van de meest diverse aan de hem omringende werkelijkheid ontstolen verbindingen. Zo is er een reeks met als titel ???Handelaars bereikbaar??? en  is een gedicht uit de cyclus ???SOS Sahel??? niets dan een montage van losse zinnetjes uit een oproep om de solidariteitsactie te steunen: ???In het verleden honderdduizenden beslist / succes nu voor toekomst. / Meteen samen een som. // Doe het vandaag nog???. Ook de titel ???puinzak???, een groene vierkanten zak voor bouwafval, met daarop in grote letters de woorden ???puinzak???, is een duidelijk voorbeeld. Een po??ticale interpretatie dient zich aan. Ook deze onpersoonlijke po??zie lijkt wel een vergaarbak voor restjes taal, her en der losgewrikt uit hun context. Misschien is dit daarom ook ???de eeuw van de medleys???, zoals de juxtapositie van concepten uit de meest uiteenlopende betekenisvelden ??? ???spierwitte luxe???, ???voodoo??? en ???stocks??? ??? vervolgens illustreert.

       Signalen van ironie zijn er dus in overvloed. Dat een onsamenhangende woordcumulatie ??? Hamon noemt het een ???lexicale cyste??? ??? als waarschuwing kan fungeren, ligt voor de hand, wat overigens ook geldt voor een woord als ???medley??? dat expliciet een kitscherige context evoceert. Linda Hutcheon wijst in Irony???s Edge (1994) bovendien op het belang van het begrip ???discursieve gemeenschap??? in de conceptie van ironie. Ironie wordt mogelijk gemaakt, aldus Hutcheon, doordat ironicus en interpreteerder een discursieve gemeenschap met elkaar delen. Dat ik vertrouwd ben met de aanwezigheid van die zakken voor bouwafval in mijn straatbeeld, speelt uitdrukkelijk een rol in mijn toekenning van een ironische betekenis aan de aanwezigheid van een onpo??tische ???puinzak??? in een po??tische context. Op een ander niveau draagt het verwachtingspatroon dat ik als academisch geschoolde po??zielezer van lyriek heb ontwikkeld omtrent plaats en functie van titels en voetnoten of de aanwezigheid van een lyrisch subject bij tot de toekenning van een ironische betekenis. Hutcheon stelt dat de verantwoordelijkheid voor de constructie en attributie van ironie niet mag worden gereduceerd tot de intenties van de ironicus, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van auteur en lezer vormt. De titel AUB en de uitgestoken hand op de kaft tonen alleszins dat ook Bogaerts bundel uitdrukkelijk inspeelt op een dergelijke lezersparticipatie. 

       Het spel met opzichtig aanwezige structuurprincipes dat we reeds ontmoetten in de vormgeving van de bundel, manifesteert zich hier ook op het microniveau van de individuele tekst. Het gedicht bestaat uit drie strofen die een gelijk aantal versregels tellen en alle drie openen met de woorden: ???Dit is de eeuw van de??? (met een kleine variatie in de slotstrofe). Wat vormelijk identiek oogt, ligt op semantisch vlak ver uiteen: ???knoppen???, ???weldoeners???, ???moeilijk te sluiten peignoir??? en ???medleys???: het lijstje met attributen van de eeuw kan nauwelijks diverser. Die bedrieglijkheid van uiterlijke schijn wordt bovendien in het gedicht zelf gethematiseerd. Zo is er in de tweede strofe het ironische contrast tussen ???echte schapenvacht??? en ???synthetische schapenvacht???. De eerste strofe beklemtoont dat ???elke foto??? de ???realiteit??? ???toont???, een getrouwe weergave van de werkelijkheid is, maar toch wordt ze ???sceptisch bekeken???. Waar dat wantrouwen vandaan komt, legt de volgende regel uit. Het beeld mag dan wel de werkelijkheid weerspiegelen, deze is desondanks ???flatteus verlicht en charmant gekadreerd???. De scepsis ontmaskert de vervormde werkelijkheid van de visuele media. Het blauw van het zwembad in de vakantiebrochure is aanlokkelijk bijgekleurd, of  Reality TV belooft ons dat ze de ???realiteit??? ???toont???, maar dan toch aantrekkelijk belicht door de tv-spots. Zo demonstreert het gedicht op sublieme wijze hoe ironie een subtiele kritiek op een dominant vertoog kan vormen, hoe ironie als wapen kan worden aangewend om een publiek discours van binnenuit te ondermijnen. Het gedicht schrijft zich in de taal van de media in met echo???s van stereotiepe verbindingen als ???dit is de eeuw van??? en roept de inmiddels gekende reportages van bejaarden met ???doorligwonden??? op en de magazines die het leven ???zoals het is??? beweren te tonen. De opeenstapeling van clich??s uit diverse registers mechaniseert die beelden en verbindingen. Zo toont het gedicht hoezeer dat discours uitgehold is tot lege woorden en schone schijn. Daarmee raken we een belangrijke betekenislijn van AUB. De verbinding ???flatteus verlicht en charmant gekadreerd??? duikt her en der met kleine variaties als een refrein in de bundel op. Daarmee speelt Bogaerts ironie in op het superioriteitsgevoel van de intellectuele po??zielezer. De ironicus verschaft zich een medeplichtige die met superieure distantie gniffelt om de kandidaten die er in allerhande programma???s prat op gaan hun leven en lichaam te tonen ???zoals het is???. Ook in het volgende gedicht fungeert de ironie als kritisch wapen:

             

       Wat een menu, zo vormgegeven ook.

       Een open deur waarin zij

       als arme vrouw verschijnt.

       Wat een keuze. Ze komt

       mijn richting uit.

 

       Ik wil een hol.

       In mijn gezicht duwt ze een bos

       per stuk verpakte rozen. Ze kijkt in mij

 

       en spreekt ???pour madame??? uit als ???Pour Madame???.

       Ik dweil met mijn ogen de kaart af

       in alsmaar heter zijdelings spotlicht.

 

       3 / POUR MADAME

 

Door de anafoor en de echo van spreektaal trekken de uitroepen ???Wat een menu, zo vormgegeven ook??? en ???Wat een keuze??? de aandacht. De uitroepmodus en het enthousiasme om zoiets onbenulligs en oppervlakkigs als het design van de kaart cre??ren een hyperbolisch effect, dat een ironische ondertoon suggereert. De superieure distantie van het vorige gedicht ontbreekt ditmaal. Het ik ontziet hier zichzelf noch zijn lezer, die zich ongetwijfeld identificeert met de g??ne van dat ik dat pretendeert uitvoerig de menukaart te bestuderen om de blik van het rozenvrouwtje te ontwijken. Misschien kunnen we de bundel ook in dat opzicht een ???puinzak??? noemen, een vangnet voor figuren die uit de maatschappij gestoten zijn. Hamon wijst er in L???Ironie litt??raire op dat twee belangrijke rollen in de ironische enscenering worden bekleed door enerzijds een marginaal personage (de na??eveling, indringer, boh??mien, buitenstaander of deugniet) en anderzijds een wethouder of een andere belichaming van de norm. Dat kan op twee manieren. De buitenstaander is natuurlijk het geprivilegieerde doelwit van de ironie van de gevestigde orde omdat hij de codes van de gemeenschap niet deelt. Het kan ook andersom: de vreemde of kinderlijke blik van de indringer kan op ironische wijze het discours en de regels van de gevestigde orde destabiliseren. Zowel figuren uit de marge als figuren die de norm vertegenwoordigen, duiken voortdurend in AUB op. Zo is er de meestal doofstomme verkoper die kleine prullaria op de tafelrand deponeert: ???Een prulletje plots / uit het niets op de blikveldboord.??? In dat rijtje van marginale figuren hoort alleszins ook de man die aan het verkeerslicht je autoruiten komt wassen: ???De spons als een insect opeens daadkrachtig dicht, hoor: v????r je / het kunt weigeren, is de voorruit al beschuimd.??? (25) Aan de zijde van de vertegenwoordigers van de norm staan onder andere de academische wereld en de medische sector: ???Later zal het opzien baren: / een wrevel op een r??ntgenbeeld / of / in de actieve ingewanden een pincet.??? (35) In de reeks ???Bang voor politie??? staan beide partijen zelfs lijnrecht tegenover elkaar. Een straatverkoper pakt er snel zijn boeltje bijeen als een veiligheidsagent verschijnt ???met een zaklamp en een knuppel / die normaliteit [komt] vaststellen en het zekere / voor het onzekere met een dranghek???. (15)

       Kijken we nogmaals naar het gedicht over de rozenverkoopster. Op het eerste gezicht poneert ook die tekst een strikte oppositie tussen het ik als vertegenwoordiger van de gevestigde orde en het marginale bloemenvrouwtje, wier aanwezigheid zijn kunstmatigheid en hypocrisie blootlegt. De rozenverkoopster lijkt oprechtheid en authenticiteit te vertegenwoordigen: zij verschijnt in ???een open deur???, terwijl het ik in ???een hol??? wil wegkruipen. Zij ???kijkt in mij???, terwijl het ik de ogen afwendt: ???ik dweil met mijn ogen de kaart af???. Het ik bevindt zich in ???alsmaar heter zijdelings spotlicht???. De regel evoceert niet alleen het brandende gevoel van schaamte, maar roept ook op weinig vleiende wijze ???flatteus verlicht??? van het vorige gedicht in herinnering. Misschien is het zijdelingse spotlicht dat het ik hier op zichzelf gericht weet een beeld voor de schuinse aanval van zelfironie. Toch gaat het niet om een zwart-witcontrast. Hutcheon noemt ironie wezenlijk ???transideologisch???. Haar scherpe rand kan aan twee kanten snijden. Het gedicht illustreert dit: net zozeer als het ik dat de menukaart pretendeert te bewonderen wordt ook die rozenverkoop als een fake vertoning getekend. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het werkwoord ???verschijnen??? in de eerste strofe, waardoor de rol van ???arme vrouw??? als een theatrale pose wordt voorgesteld: ???een open deur waarin zij / als arme vrouw verschijnt???. Vooral belangrijk in dit opzicht lijkt me de mededeling in de derde strofe dat ze ???pour madame??? als ???Pour Madame??? uitspreekt. De humoristische poging om een spreeknuance aan de hand van typografische middelen te capteren heeft als effect dat de geaffecteerde en artificieel hoffelijke spreekstijl van het rozenvrouwtje op ironische wijze bespot wordt.

       De lezer komt daardoor in een erg ongemakkelijke positie. We merkten op dat de ironie haar pijlen op de gevestigde orde richtte, maar nu blijkt dat de figuren uit de marge net zozeer een doelwit vormen. Waar ironie volgens Hamon ofwel een middel is om de code van de gemeenschap te versterken door buitenstaanders te ironiseren, ofwel een middel om de code te ironiseren door de ontwrichtende blik van de buitenstaander, lopen die twee niveaus in Bogaerts po??zie door elkaar. Bogaerts ironie spot tegelijkertijd met de weldoeners ??n met de bedelaars. Hetzelfde gebeurt op het niveau van de macrostructuur. De ironie in de bundel viseert de populaire retoriek van televisie, maar eveneens het academische discours ??n de po??zie zelf. De ironie tast contemporaine maatschappelijke fenomenen aan, maar ontziet daarbij het po??tische subject en zijn lezer niet. Die laatste houdt daardoor geen enkel identificatiepunt meer over. De ironie is zo omvattend dat geen enkele positie onbedreigd blijft. Traditioneel gaat men ervan uit dat in een ironische uiting onder de letterlijke betekenis een andere betekenis schuilgaat, dat met het spottend afwijzen van een norm impliciet een andere wordt verdedigd. Bogaerts ironie installeert echter een fundamenteel kritische en ondermijnende houding ten opzichte van al het bestaande (???Elke foto wordt sceptisch bekeken???, ???we zijn zeker van bijkans niks???), zonder alternatieven te suggereren.

-

Die intrinsieke onzekerheid dringt zich aan de lezer op nog voor hij de bundel openslaat. De titel AUB en de afbeelding van een uitgestoken open hand op het kaft vertegenwoordigen reeds die fundamentele ambigu??teit. Misschien wijst AUB op een gift en gaat het om een helpende hand. Net zozeer kan AUB een smeekbede vormen en vraagt de open hand om een aalmoes. Hierop speelt ook het volgende gedicht in:

 

       Op de foto???s ook

       hoe ze voedsel bedelen.

 

       Hou dat tegen het wit van de viptent.

       Het gezelschap van de mond.

       De wind is laf, we verjongen,

       voor iedereen hapjes, we laten

       onderhuids waar de anderen bijstaan de aandrang

       het werk doen.

 

       Wij gaan met onze tengels

       in een afzondering.

 

       37 / WRIJVINGEN

 

       Waar die fascinatie voor liefdadigheidsacties vandaan komt, weet ik niet, maar het ligt voor de hand om ook dit gedicht als beeld voor een solidariteitsevenement te beschouwen. Opnieuw gaat het om een ontmaskering van de hypocrisie en schone schijn van dergelijke vertoningen. Het gedicht cre??ert expliciete contrastwerking. Er wordt gevraagd de foto???s van de hongertaferelen te houden ???tegen??? ???het wit van de viptent???, waar er ???voor iedereen hapjes??? zijn. Precies die herhaling van het thema voedsel in twee contrasterende contexten ??? het bedelen om eten in de eerste strofe en de snacks voor de vips in de tweede ??? zorgt voor een ironische ondertoon met een scherp kritisch randje. De homonymie van ???bedelen??? suggereert exact dezelfde onzekerheid als in de titel en de hand op het kaft: gaat het om foto???s van kinderen die om voedsel smeken of van hulpverleners die voedsel uitdelen? Dat het be-delen van voedsel op de foto???s overigens net zo goed op de verschaffing van ???hapjes??? ???voor iedereen??? kan slaan, maakt de ironie nog scherper. De liefdadigheidsacties worden als wereldvreemd uiterlijk vertoon voorgesteld, dat de ware ellende op afstand houdt, reduceert tot ???foto???s??? die het smetteloze ???wit van de viptent??? niet kunnen bezoedelen. ???Wij gaan met onze tengels / in een afzondering??? expliciteert dat steriele isolement. De titel ???wrijvingen??? die contact, aanraking suggereert, draagt in die interpretatie duidelijk een ironische ondertoon. ???Wrijvingen??? zijn er alleen in figuurlijke zin als ???ergernissen???.

       Of treedt er toch aanraking op? De zin ???we laten / onderhuids waar de anderen bijstaan de aandrang / het werk doen??? en het opzoeken van een afgezonderd plekje suggereren een erotische betekenislaag. De ???tengels??? in die slotstrofe plaatsen ook de hand op het kaft in een andere context. Kunnen de ???wrijvingen??? strelingen zijn? Die seksuele component vormt in de bundel een vaak voorkomend instrument voor ironisering van de ernstige norm. Zo verweeft het volgende fragment een beschrijving van een doktersconsultatie met suggestieve verwijzingen naar hoerenbezoek:

 

       Hoe lang kun je een spontane

       zijligging volhouden

       voor een glaswand waarachter een paramedicus

       opgewonden gesticuleert (iemand overtuigt?)

       en dan                           

       met een vinger

       begint te tikken, tik, tik, tik,

       of tik, tik, tik, tegen de tijd, of, huiver,

       tegen een in de aanblik alsmaar groeiende spuit?

 

       33 / WRIJVINGEN 

 

En de cyclus ???SOS Sahel??? prijst het sexappeal van vrijwilligers:

 

       De vrijwilliger komt goed over

       als het waait. De vrijwilliger draagt

       opvallend een badge, een ruime jekker

       met daarbij een buideltas, vakantieachtig

       aangespannen rond de lenden, waarin reeds meerdere giften.

 

       Vrijwilligers zijn seksueel

       heel actief. Ze lopen vaak en graag

       volledig naakt, of toch met de love handles bloot.

 

       Mijn concrete vraag:

       kent ?? de Stichting Zonlicht vzw?

 

       9 / SOS SAHEL

 

Het enjambement maakt het mogelijk om de eerste regel als afzonderlijke eenheid te lezen. Dan lijkt ???goed??? naar de morele kwaliteiten van de vrijwilliger te verwijzen. De volledige zin daarentegen heeft het alleen over het aantrekkelijke voorkomen van de man. Zo ook wekt de regel ???heel actief. Ze lopen vaak en graag??? de suggestie van gedreven inzet voor het goede doel. Lezen we de strofe in zijn geheel, dan blijkt al die activiteit op bevrediging van de eigen lusten gericht. In de slotstrofe is de naam van de stichting ironisch, niet alleen omdat er in de Sahel aan zonlicht geen gebrek is, maar ook omdat die suggestie van oplichterij voor de Belgische lezer natuurlijk herinnert aan de geruchtenmolen rond ???s lands bekendste zwendelaar Michel Nihoul, die ook met geld van SOS Sahel gesjoemeld zou hebben. En in de ???love handles??? in de tweede strofe kunnen zowel de cursivering als de toevoeging van een Engels modewoord als signalen van ironie worden gelezen. De vetrollen van de vrijwilliger vormen een met spot beladen contrast met de honger die SOS Sahel wil bestrijden.

       In de keuze voor het Engelse woord zit bovendien een verwijzing naar de ???hand??? van het kaft vervat. Dat spel met het lemma ???hand??? is nog uitdrukkelijker aanwezig in de reeks met als titel ???Handelaars bereikbaar???. Het volgende gedicht daaruit verbindt de handen letterlijk met de titel AUB:

 

       We kunnen het niet hebben

       over het tekort aan energie.

       We leggen ons live op het lichaam toe.

 

       Dat je handen willen helpen is normaal.

       Maar hou nu afstand a.u.b.

 

       Er komt een hulptent op de plek, die komt nu overeind.

       Je kunt flauwvallen van kijklustigheid

       achter dranghekken van taal.

 

       30 / HANDELAARS BEREIKBAAR

 

De context van de bundel laat verschillende manieren toe om het gedicht te visualiseren. ???We leggen ons live op het lichaam toe??? en ???kijklustigheid??? suggereren alweer een verwijzing naar een van de vele tv-programma???s, die met plastische chirurgie, afslanktips of  extremere vormen van make-overs, de deelnemers van hun lichamelijke ???tekort??? willen verlossen. De kijker wil handjes uit de mouwen steken, moet zich tevreden stellen met verlustiging van op afstand, van achter zijn tv-scherm Of sluit ook dit gedicht aan bij de eerder vermelde erotische betekenislaag? ???Er komt een hulptent op de plek, die komt nu overeind??? wijst zeker in die richting. Dan gaat het wellicht om de uitbeelding van een peepshow. We krijgen er ???live??? een beeld van het ???lichaam???, maar ???we kunnen het niet hebben???. Alleen kijklust is toegelaten, de handen moeten op afstand blijven. De titel ???Handelaars bereikbaar???, net als de ???puinzak??? een uit het straatbeeld geplukte verbinding, suggereert dan weer dat het om een of andere openbare manifestatie gaat, waarbij de hinder voor de handelszaken beperkt moet worden. De toeschouwers zijn er verbannen achter ???dranghekken??? en er is een ???hulptent??? opgesteld. Als iemand flauwvalt, willen de aanwezigen een handje toesteken, maar ze worden op afstand gehouden door de eerstehulpverleners. Wellicht zijn nog andere visualiseringen mogelijk, maar een ding hebben ze alvast gemeen: het gaat telkens  om een uiting van onmacht. De ???je??? en ???we??? worden afgeschermd van de echte actie. Bevreemdend wordt het pas als we het woordspel opmerken: de ???dranghekken??? zijn niet van het verwachte ???staal???, maar van ???taal???. Onmiddellijk verwerft het gedicht een po??ticale dimensie. De uiting van onmacht, het ???tekort aan energie??? moet ook op metaniveau worden ge??nterpreteerd. Het gaat om talige, communicatieve onmacht, iets waarover we het niet kunnen hebben. Is de ironische po??zie slechts een toevlucht waarmee de dichter noodgedwongen genoegen moet nemen uit onvermogen om effectief in te grijpen op de werkelijkheid? In het gedicht staat de titel ???a.u.b.??? alleszins letterlijk in een verzoek om op afstand te blijven: ???Maar hou nu afstand a.u.b.??? De taal fungeert als barri??re die je verbant naar een veilige plek, afgeschermd van de actie: ???achter dranghekken van taal???. In die interpretatie worden het wereldvreemde uiterlijk vertoon van de solidariteitsacties en de ironische maatschappijkritiek over ????n kam geschoren. Het zijn niets dan  lapmiddelen of zoethoudertjes, die de ethische bekommernissen van kritische intellectuelen netjes achter dranghekken houden, binnen het afgebakende parcours kanaliseren. De ironisering van allerhande discoursen heeft ten hoogste spektakelwaarde: er staan wel enkele kijklustigen. Die kunnen misschien zelfs mild worden gechoqueerd, ze kunnen ???flauwvallen???, doch het risico is miniem: ze blijven achter het veilige hek met een hulptent in de buurt.

       Dat accapareren door de orde gaat nog verder. De hulp aanbiedende handen zijn volledig ingekapseld door de norm: ???dat je handen willen helpen is normaal???. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hand van het kaft echoot in de reekstitel ???Handelaars bereikbaar???, waardoor ze verbonden is met commercie. De ambigu??teit van de handen laat de lezer achter met een fundamenteel gevoel van onbehagen. Het ironische spel met stereotypen en clich??beelden dat op het eerste gezicht een kritisch tegendiscours leek en vervolgens een uiting van onmacht om werkelijk te kunnen ingrijpen, kan nu net zozeer een vorm van zich verlustigen in en geamuseerd participeren aan dat mercantiele publieke discours zijn. De ironie en zelfironie zijn zo alomvattend dat ze geen enkele positie onaangetast laten. Dat maakt van de lezer, die daardoor zonder identificatiepunt achterblijft, misschien nog het belangrijkste doelwit. ???Doe mee en win???, schrijft Bogaert op zijn website. De ironie ligt er vingerdik op. Wie als lezer participeert in AUB, blijft wezenlijk verloren achter. Of is dat net de prijs die er te verdienen valt?

 

 

Bibliografie

Paul Bogaert, AUB. Gedichten. Meulenhoff | Manteau, Amsterdam/Antwerpen, 2006.

Philippe Hamon, L???Ironie litt??raire: essai sur les formes de l?????criture oblique. Hachette, Paris, 1996.

Linda Hutcheon, Irony???s Edge. The theory and politics of irony. Routledge, London / New York, 1994.