Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Eekhoornbrood

MJ = Marie-Jeanne | M = Moassi

 

MJ            Ik zal eventueel je jas aannemen.

M              Voor het geval dat ik een grote meneer was.

MJ            Je bent groot. Heel groot. En je jukbeenderen.

M              Zal ik de deur dichtdoen?

MJ            Ik moet niet meer buiten zijn, denk ik.

M              Hier kunnen we vannacht dan toch slapen. En dan, morgen,
                  zien we verder.

MJ            Mag ik aan je gezicht komen?

M              Ja.

MJ            Je wil misschien liever eerst gaan zitten? We hebben veel
                  gestapt vandaag.

M              Ik ben nog in goede conditie.

MJ            Dus dan mag ik toch aan je gezicht komen?

M              Ik ga, als je het niet erg vindt, mijn schoenen uitdoen.

MJ            Ja ja, ik ook.

M              Parijs!
MJ            Wie had dat kunnen denken. Vanmorgen nog in de Lidl
                  in Kortessem, en nu al hier met jou.

M              Heb jij vanmorgen dan nog boodschappen gedaan?

MJ            Ja, jij toch ook.
M              Nee, ik niet, ik was me al enkele dagen aan het voorbereiden,
                  wanneer precies ik zou vertrekken wist ik niet, maar wel dat ik
                  het zou doen.

MJ            Dat was bij mij juist hetzelfde zo.

M              Echt waar?
MJ            Ja, echt, de laatste dagen had ik het gevoel dat ik een worp zou doen.
                  Naar buiten.

                  Naar nergens daar.

M              Waar gaan we naartoe?

MJ            Geen idee.
M              Ik weet het ook niet. Het was of mijn bloed de baan van
                  mijn aders wou verleggen.

MJ            Je bent mooi.

M              Of ik al doordrongen was van een geur die nog moest komen.
MJ            Ik zag je vanmorgen opnieuw in de Lidl aan de zuivel staan en dan,
                  dan, dan was het eruit.

M              Ik ben vanmorgen helemaal niet in de Lidl geweest.

MJ            Maar je moet je daar niet voor schamen, ik kom daar toch ook...

M              Ik zweer het je, ik ben niet naar de Lidl geweest.

MJ            (lacht) Je liegt!

M              Nee, ik ben vanmorgen vroeg mijn werkkleren gaan halen uit
                  mijn kastje in de garage, en dan ben ik naar het wassalon
                  geweest, daar ben ik bijna tot op de middag gebleven.
MJ            Maar nee, aan de zuivel, en daarna heb je kinderlimonade
                  gekocht, twee flessen, perziksmaak.

M              Ik heb geen kinderen en ik ben daar niet geweest.

MJ            Maar ik heb...?

M              Het spijt me.

MJ            Waarom ben je me dan gevolgd?

M              Je ogen.

MJ            Wat is er met mijn ogen?

M              Iets met klateren en zoete wateren.

MJ            Is het flateren of flatteren?

M              Ik denk zelfs dat er forel in zit.

MJ            Och.
M              Ik heb dat voor het eerst gedacht toen ik je zag aan de Evertsebaan, je
                  stond naast je fiets te wachten om over te steken, en je wou je schoen
                  dichtdoen. Dat ging natuurlijk niet omdat je je fiets nog vasthad. Ik
                  stak over en ik zag hoe je een koppig plezier vond in die onmogelijke
                  situatie. Je ging op je knie zitten en je stak lustig je been onder je fiets
                  door, de mensen rond je zagen dat al faliekant aflopen, maar toen ik je
                  ogen zag, fonkelend van de fiere zelfspot en dan in je benen de
                  elegantie van een circusdier, dan...

MJ            Dan ben je maar doorgegaan?

M              Nee nee, dan ben ik je gevolgd.

MJ            Och?

M              Jawel, dan ben ik je gevolgd.

MJ            Tot waar?

M              Tot in de Putstraat.

MJ            Helemaal tot in de Putstraat?

M              Ja.

 

(stilte)

 

MJ           Dat spreken dat gaat toch wel met elkaar, vind je niet?

M             Ja ja, prima.
MJ           Het was niet nodig om zo lang te wachten. Op de trein deze middag
                 van Kortessem naar Brussel, geen woord, amai, ik kan je verzekeren
                 dat dat geeft in mijn buik.

M             Ja, en waarom eigenlijk?
MJ           Maar ik had dat graag! Dat is dat jeuksel als wanneer je van hoog in het
                 zwembad springt.

M             Zullen we terug zwijgen dan?

MJ           In de trein van Brussel naar Parijs: mijn mond was gelijk een graf van
                 marmer.
M             Niet voor te stellen. Het buitenste buiten. Vanaf dan was het duidelijk
                 dat we samen reisden.

MJ           Dat jij mij volgde.
M             Of jij mij. Dit wilde ik je al vragen van toen we tegenover elkaar zaten in
                 de trein deze middag: wat dacht je gisteren toen je buiten kwam en je                  de tekening in het zand zag die ik voor je gemaakt had, over de hele                  lengte van de straat?

MJ           Ik denk niet dat ik dat heb gezien.

M             Niet gezien?

MJ           Nee.

M             Ik had een hele rebus getekend. Met een uitnodiging in... Niet gezien?                  Hoe komt het dan dat je me gevolgd bent?

MJ           Omdat ik dat wou.

M             Niet omdat... Waarom dan?

MJ           Omdat ik je zo mooi vind.

                 Ik denk dat ik je het mooiste vind van alles wat ik al ooit eerder gezien                  heb.
M             Je bent gek, je kent me niet. En je komt met een wildvreemde man in
                 een hotelkamer in Parijs. En morgen, wat ga je morgen doen?

MJ           Bij jou zijn.

M             Ben je niet ontgoocheld nu je mijn stem hoort?

MJ           Nee, helemaal niet. En je spreekt goed Nederlands.
M             Toen we deze middag aan de loketten stonden in Brussel draaide jij
                 weg,
                 was dat om niet teleurgesteld te moeten worden?
MJ           Nee, zo stil, dat was wel goed. We waren net aangekomen in Brussel, we
                 hadden ons samen een halfuur door dat bord met die knipperende
                 bestemmingen laten hypnotiseren, wij twee naast elkaar, schouder aan
                 schouder, tot we van die schone lange werfkranen werden. Heel af en
                 toe helde ik licht door mijn linkerbeen zodat mijn schouder die van jou
                 zou raken.

M             En dat deed hij.

MJ           Heb je dat gevoeld ja?

M             Ja, zeker.

MJ           Ik wilde je aanraken, maar ik wilde niks kapotmaken.

M             En nu, maken we nu alles kapot door te spreken?

 

(stilte)

 

M             Misschien moeten we daarover zwijgen.

MJ           Ben je moe?

M             Dat gaat. Jij?

MJ           Een beetje toch, dat begint.

M             Welk bed kies jij?
MJ           Ja, nu moet ik dus kiezen, die Fransen, zo???n reputatie en dan kom je in
                 hun kamertjes en dan staan de bedden twee meter van elkaar.
                 Ik neem dit bed wel.

M             Wil je een slok water?

MJ           Ja, graag.

M             Slaapwel.

M             Slaapwel.


(Het is donker. Ze liggen in bed. Het is stil.)

 

MJ            Excuseer. Hum. Eventueel excuseer je mij.

M              Ja?

MJ            Ik ken je naam nog niet.

M              Het is waar. Dat we die nog niet aan mekaar gezegd hebben.

MJ            Misschien is het beter zo.

M              Ja. Zonder naam.

MJ            Of met een andere.

M              Ik zou het een opluchting vinden een nieuwe naam te kunnen krijgen.

MJ            Jij ook? Ja, echt, ik ook, dat je opnieuw begint. Vanaf nu heet ik
                  anders. Dat zou toch fantastisch zijn als iedereen daarin mee zou gaan.

M              Maar ook een verraad. Ik zou het leven beledigen dat ik bijna een halve
                  eeuw geleefd heb onder mijn naam. Ik heet Moassi.
MJ           
Ik heet Marie-Jeanne. Daar gaan bloemen niet van botten. Marie-
                  Jeanne Daems. Zegt je dat niets? Daems, de familie Daems uit
                  Limburg? Rik Daems, eigenlijk moet je Hendrik zeggen. Die is nog
                  minister geweest. Die woont met zijn vrouw in een heel mooi huis, ik
                  heb daar foto???s van gezien. Dat is dus familie.

M              Makkelijker om je naam te aanvaarden dan?
 
                 Ik heb hem nog nooit gezien, alleen als kleine snotter, hij was twaalf en
                  liet zijn snor staan, op een communiefeest in 1972. En ik heb ook
                  kwaad horen spreken over zijn huis. Dat dat te groot zou zijn. Maar
                  dan dacht ik, maar enfin hoe kan een huis nu te groot zijn?

                  Dat kan er bij mij niet in.

M              Dan is het misschien toch te groot, het huis, als het er niet in kan?
MJ           
Het mag erin van mij, echt, als ik het zou kunnen. Maar ik heb dat nog
                  al gemerkt: mijn kop is te klein. Ik zou mijn kop wel willen
                  openbreken, met een stuk ijzer, of met een blikopener, of schillen in
                  een lange sliert zoals Russische vrouwen wedstrijden winnen door het
                  vel van een patat te veranderen in een sliert van anderhalve meter. Al
                  die lucht die er zo los door kan waaien dan! En dan wil ik ook die patat
                  nog uithollen, een kop waar alles in kan, en ook alles zo weer terug uit
                  kan, een doorlaatbare kop, lucht, zuchtje wind, een kop die overal is,
                  een oploskop, een verloren kop.

M              (snurkt)
MJ        
    ... en dan mag ik mijn naam behouden of dan mag ik van naam
                  veranderen, een naam die mij omvat is er dan toch niet meer. Want ik
                  ben dan overal. Ik ben dan alles en tegelijk. Weet je, toen we deze
                  morgen samen naar het station van Kortessem stapten, in die
                  versmorende stilte, dan had ik het gevoel dat niet meer mijn lichaam
                  rond mijn geest zat, maar andersom. Mijn benen bewogen in het zelfde
                  ritme als die van jou.

M              (snurkt)
MJ         
  Bij wijze van spreken. Ik denk niet dat ik geloof in de geest en dan het
                  lichaam. Dat is veel te schematisch, zo dicht. Ik denk dat ik een zakske
                  vlees ben waar gebeurtenissen gaten doorheen kunnen schieten
                  waardoor dat ik een veld word. Wat denk jij?

M              (snurkt)
MJ        
   Jij slaapt goed. Snel. Goed teken. Goed geweten. Ik wist het wel. Ik
                  vertrouw je. Ik weet niet of dat verstandig is. Ik doe het toch. Dan heb
                  ik pas zwaar ge??nvesteerd in een alarmsysteem, en dan lig ik nu terwijl
                  het naar middernacht gaat in een groezelig hotel met een Arabier. En
                  ik ben niet bang.

   Moassi, hoor je mij? Nee. Moassi, ik moet misschien toch iets  
   bekennen. Ik weet niet of ik nu intense gevoelens heb. Ik ben vrij van
   gevoelens. Ik ben daar niet bang voor, het is zo precies of ik van water
   ben. Al de rest is aan het afbrokkelen. Ik denk dat ik overal naartoe kan
   nu.
Moassi? Moassi...

M              Mmmgggr.
MJ       
    Je moet ook niet overdrijven met je goed geweten. Ik kan naar buiten.
                  Ja. Ik kan gerust naar buiten nu. Ik ben niet bang. Ik kan naar beneden
                  gaan en naar links en naar rechts, ik kan kiezen, de straat op. Moassi,
                  ik ga dat doen, ik weet niet of ik terug kom. Ja, Parijs! De straten in
                  Parijs, ???s nachts, prachtig, en het is nog warm, ik zie wel waar ik
                  uitkom, buiten, vanaf nu kan ik naar buiten. (ze staat op uit bed, gaat 
                  op de rand zitten) Moassi, misschien was dit al voldoende voor ons.
                  Slaapkop.

  (ze neemt haar spullen, doet haar gewone kleren terug aan, nog niet  
  haar schoenen, die neemt ze in haar hand om stilletjes te zijn)
Ik ga
  naar buiten, wie weet wat er gebeurt. Moassi, ik ga verdwijnen in de
  straten...
(ze gaat naar de deur) Moassi, zeg toch iets. (ze gaat zitten
  op de grond, leunt tegen de deur)
Vind je het erg dat ik vertrek?

M              Grrrrsnrukkkelldesnurk.
MJ           
We zijn toch niet aan elkaar gehecht? Dat is zo goed, lieve Moassi, dat
                  is zo goed dat jij mij niet vasthoudt, dat heb ik nodig, ik kan zoveel
                  andere mensen worden, en jij laat me dat doen, lieve Moassi, dat doet
                  zo onwaarschijnlijk goed, dat jij me dat laat doen, dank je lieve Moassi,
                  (knikkebolt van de slaap) dank je, ik moet niks meer mezelf zijn,                    (knikje) zie, ik kan zo overal naartoe, dat doet zo goed, lieve, zo goed.
                  (ze valt in slaap tegen de deur)

 

(beiden slapen)

 

 

 

 

 

LEES VERDER IN DELETED SCENES. KLASSIEKE MEESTERS BEWERKT