Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Het lied & de wetten

Verschenen in: Het lied & De wetten
Auteur: Yves Petry

 


Het lied & De wetten

Aan schrijvers en lezers

 

 

Een roman lezen is een heel ander soort activiteit dan het schrijven van een roman. Men zal bijvoorbeeld maar zelden iemand aantreffen die zich weken, maanden, laat staan jaren bezighoudt met het lezen van een roman terwijl hij gedurig geplaagd wordt door diepe, tot wanhoop stemmende twijfels aan de zin van de hele onderneming. De lezer laat zich meeslepen door wat hij leest en als het het boek aan magie of overtuigingskracht ontbreekt, dan legt hij het gewoon aan de kant om zich over te geven aan bezigheden met een dwingender karakter. De romanschrijver daarentegen kan het zich niet veroorloven om het voorwerp van zijn aandacht bij het minste gevoel van tegenzin in de steek te laten. Op die manier zou hij immers nooit een roman afkrijgen en hooguit nog in zijn eigen verbeelding voor een romanschrijver kunnen doorgaan. Een aanzienlijk deel van de mentale spankracht die hij moet opbrengen om publiekelijk als romanschrijver te kunnen worden erkend, bestaat erin dat hij zijn concentratie moet zien te bewaren terwijl uit diverse hoeken de ietwat neerbuigende aanmaning klinkt om nu eindelijk eens een fatsoenlijke job te zoeken, net zoals zijn ouders altijd al hadden gehoopt. Een zekere mate van artistieke zelfingenomenheid of publiek succes kan helpen om deze opdringerige stemmen van antwoord te dienen. Toch zal de fijngevoelige auteur, al begraven ze hem onder een gouden berg van literaire prijzen, zich in de eenzaamheid van zijn werkkamer belaagd blijven voelen door een termietenleger van twijfels dat hij, als in een onontkoombaar akoestisch achtergronddelirium, aan de poten van zijn schrijfstoel hoort knagen. Deze twijfels kunnen betrekking hebben op de waarde van zijn eigen talent of de relevantie van zijn specifieke opzet. Op zich is dat eigenlijk een lovenswaardige vorm van twijfel. De wereld zou, mocht ze dergelijke scrupules wat meer aanmoedigen en waarderen, zich minder bezondigen aan de overmatige productie van onzin waardoor ze zich nu onderscheidt op ongeveer elk denkbaar terrein. Het gemiddelde romanproduct is daar een weliswaar fysiek onschuldiger maar niet minder bedroevend voorbeeld van dan pakweg de oorlog in Irak.

       Maar de auteur kan zich in zijn arbeid ook geremd voelen door twijfels van meer algemene aard. Zelfs al heeft hij er zichzelf van weten te overtuigen dat hij een absoluut literair supertalent is, al dan niet tegen de heersende indruk in, dan nog kan zijn talent hem in een vlaag van intellectuele integriteit plots voorkomen als een manifeste verspilling van mentale energie aan pietluttigheden waar geen mens op zit te wachten. Ook al gelooft hij dat hij aan een prachtboek werkt dat zal gelden als een waardevolle aanwinst voor de literatuur, de literatuur zelf lijkt hem ineens een marginaal schijngebeuren binnen een systeem dat zich volgens geheel andere wetten en waarden dan de literaire realiseert.

       Wanneer de romanschrijver zijn activiteit bijvoorbeeld vergelijkt met die van de wetenschap, kan hij wel eens het gevoel krijgen sterk in gebreke te blijven wat pertinentie en precisie betreft. Natuurlijk is het niet zijn ambitie om met de wetenschap te concurreren als het erom gaat de ultieme en abstracte finesses van de aard van het puur materi??le op te helderen. Voor dat soort nanometerwerk is de natuurlijke taal waarvan hij zich bedient, nu eenmaal veel te grof. Maar waar het gaat om kennis van de mens, om de productie van zelfgevoel, zou hij toch graag een aansprekelijke bijdrage leveren. Tussen de louter stoffelijke en uitwendige realiteit van al wat bestaat, en de individuele identiteit, eenmalig en uniek en van binnenuit doorleefd, gaapt een kloof die met een sprong moet worden overbrugd. Het is uit de raadselachtigheid van deze toversprong van dood feit naar levende fictie, uit haar ongrijpbare, zelfs onlogische of in elk geval paradoxale karakter, dat de auteur de webben pleegt te spinnen waarin hij zijn lezer poogt te vangen. Hij cre??ert er personages en verhalen uit, zoals wij allen er ons eigen levensverhaal en ons ik uit scheppen. Alleen heeft de twintigste-eeuwse wetenschap voornoemde kloof steeds nauwer gemaakt. Zij heeft de mens wel heel dicht met de neus op zijn materialiteit gedrukt. Zij heeft zijn subjectiviteit bijna helemaal met de grond der feiten gelijkgemaakt. Zij heeft dat zelfs met zoveel verbluffende overredingskracht gedaan dat sommigen zich niet eens meer bewust zijn van de kloof tussen feit en fictie. Ze stappen eroverheen zonder hem nog op te merken. Zij zien een ononderbroken lijn lopen van de soortnaam homo sapiens naar hun eigen familienaam en voornaam. Om zichzelf te defini??ren hebben zij geen literaire magie meer nodig. Zij kennen hun natuur en de principes waardoor ze worden aangedreven. Hooguit is de literatuur voor hen een amusant commentaar bij de lotgevallen van een zoogdier dat toevallig ook nog weet dat het een zoogdier is. En hoe dat weten zelf in elkaar zit, zullen de neurobiologen ons ooit wel haarfijn onthullen. Als tovenaar moet de literator zich in ieder geval bij ons niet meer proberen te komen profileren. Een goochelaar, dat mag hij nog zijn, een entertainer wiens act uit een mengsel van kletsica en trucjes bestaat. Hij mag gerust zijn personages verzinnen, en liefst ook nog onderhoudende. Alleen moet hij niet verwachten dat we hem gaan geloven. Een wezenlijke bijdrage aan onze kennis heeft hij niet meer te leveren. Wat een mens uit wetenschappelijk oogpunt bekeken is, gaat in intellectueel opzicht alles wat een romanauteur daarover verzint voor. Als deze auteur zichzelf te ernstig neemt, zal hij niet langer ernstig worden genomen. Als de brave schrijver zich daarentegen met inschikkelijke ironie kan neerleggen bij zijn bescheiden positie, kan hij eventueel nog worden gewaardeerd. Lachen is tenslotte gezond, en een stukje ontroering van tijd tot tijd smeert de klieren. Dat is de aard van het mensendier, een fysiek organisme met een tragikomisch aura, waardoor zijn soortgenoten, en alleen zij, zich af en toe graag laten misleiden.

       Het is niet evident voor een literaire auteur om zijn product te zien als niet meer dan een vorm van verstrooiing voor verwetenschappelijkte en zakelijk ingestelde geesten. Alle moeite die hij zich getroost heeft, en dat alleen maar ter vermaak van halve onverschilligen! Kan zijn roeping dan op geen enkele manier delen in het respect en zelfs ontzag waarop de waarheids- en werkelijkheidsproducerende kracht van wetenschap en technologie kan rekenen? Heeft hij zoveel ge??nvesteerd in de subtiliteiten van taal, stijl en betekenis om er uiteindelijk alleen maar als een verbale clown bij te lopen? Hij kan er natuurlijk voor kiezen om al te sceptische b??tabarbaren uit zijn doelgroepomschrijving te schrappen. Wat kan hun gezondheid hem uiteindelijk schelen. Laat ze maar verrekken in hun labyrint van nietszeggende feiten. Ze zijn niet zo sto??cijns als ze van zichzelf wel denken. Ooit komt de dag waarop ze naar betekenis zullen snakken. Wie laatst lacht, best lacht. Er bestaan trouwens nog genoeg mensen, zo mag blijken uit het behoorlijke aanzien dat literatuur nog altijd geniet, die zichzelf als brokjes rondzwevende fictie ervaren en die maar al te graag aansluiting zoeken bij de fictie van een boek. Omdat ze allebei tot het rijk der fictie behoren, deze lezer en zijn roman, zien ze elkaar allebei als even re??el. Ze vinden steun en weerklank in elkaars gezelschap. Maar al is de auteur erin geslaagd zich te verzekeren van een publiek dat de vruchten van zijn arbeid hoog inschat en soms zelfs doodernstig neemt, dan nog wil hem wel eens de vraag bekruipen of dat publiek zich eigenlijk niet vergist. Of het zijn boek eigenlijk wel goed heeft gelezen.

       In onze tijd, in ons deel van de wereld, ontleent een individu zijn bestaansrecht min of meer volledig aan het naakte feit dat hij geboren is. Een boek daarentegen moet harder vechten voor zijn bestaansrecht. Soms worden boeken bejubeld als het werk van halfgoden, soms krijgen ze vriendelijke klopjes als een huisdier, vaak ook worden ze neergesabeld en gekraakt als ongedierte. Maar bijna in alle gevallen worden ze snel weer vergeten. Boeken worden massaal in omloop gebracht en er al even massaal weer uit gehaald en niemand die er een traan om laat. Wil een boek ontkomen aan zijn statistisch meest waarschijnlijke lot, dan zal het niet alleen geweldig veel initieel geluk moeten hebben en op het juiste moment genade vinden in de juiste ogen, het zal dat geluk ook blijvend moeten verdienen door bepaalde literaire kwaliteiten. De auteur is zich daar uiteraard scherp van bewust. Hij bedrijft dan ook geen fictie op dezelfde warrige, toevallige manier als waarop een alledaags individu zijn hoogstpersoonlijke fictie incarneert. Hij stelt hogere eisen aan zijn product omdat hij weet dat het anders geen lang leven beschoren zal zijn. Een boek kan zich niet beroepen op de fysieke onschendbaarheid van de natuurlijke persoon. De fictie van een boek zal doelgerichter en dwingender moeten zijn, meer van toeval gezuiverd, en een hoger concentratiegehalte aan betekenis moeten bevatten. Het moet een constructie vormen die open genoeg is om de lezer binnen te laten, maar ook gesloten genoeg zodat hij er niet zomaar uit kan ontsnappen. Een fuik, een valstrik, een labyrint. En waar het betekenisweefsel van het boek niet in staat is, het gaat tenslotte maar om fictie, om de totale coherentie en noodzakelijke samenhang van de stoffelijke wereld te evenaren, daar moet de stijl zo brutaal of geslepen zijn om de aandacht af te leiden van de weeffouten. Het boek dat daar allemaal in slaagt is als fictie superieur aan zijn lezer. Sommigen omschrijven het dan ook als ???het betere boek???. Ook het betere boek is voor zijn overleven afhankelijk van de welwillendheid van de lezer. Het zal zijn superioriteit dan ook enigszins moeten maskeren. Het zal in gepaste mate moeten meeheulen met de banale sentimentaliteit waaruit de burger zijn fictie bij elkaar sprokkelt. Zonder enige toegift aan de eis tot herkenbaarheid zal het niemand weten te verleiden. Maar de onderliggende boodschap van het betere boek tot zijn lezer, zij het vaak niet in zoveel woorden, luidt: ik ben betere fictie dan jij. Ik weet dat ik maar fictie ben en heb daarvan de consequenties aanvaard. Ik doe dan ook mijn uiterste best om onvergetelijke en sublieme fictie te zijn. Dat is het enige wat mij eventueel het recht geeft om te bestaan. Jij maakt het je heel wat makkelijker. Jij schijnt te denken dat jouw fictie een gewicht en een realiteit bezit waaraan het zijn respectabiliteit ontleent. Maar je vergist je. Jouw fictie is even kunstmatig als de mijne, alleen veel slechter. Het enige wat jou voor willekeurige eliminatie behoedt, in deze tijd en in onze wereld, is de feitelijkheid van je vlees en bloed. Om jouw fictie geeft in feite niemand een zier. Als je dat eens goed besefte, zou je misschien, net als ik, eens wat meer je best gaan doen in het verzinnen van jezelf. Beschouw me liever niet als re??el, beschouw veeleer jezelf als kunstmatig en probeer er kunst van te maken.

       Of deze boodschap door de lezer wordt opgevangen, daarvan kan zelfs de succesvolle auteur van het betere boek nog niet zo zeker zijn. De familiariteit waarmee recensenten en lezers zich op gelijke hoogte van het boek plaatsen, als het tenminste in de smaak is gevallen, kan hem zelfs onthutsen. Ze herkennen zich vlot in sfeer, plot of personages. Met plezier hebben ze kennis genomen van de inhoud en hem tot de hunne gemaakt. En al begrijpt het commerci??le instinct van de auteur wel dat dit allemaal absoluut noodzakelijke voorwaarden zijn voor het succes van zijn boek, zijn artistieke instinct wordt er niet door bevredigd. Ook al wordt zijn boek uitgeroepen tot het betere boek, en met een beetje geluk zelfs tot het beste boek van het jaar, dan gebeurt dat nog altijd slechts in vergelijking met andere boeken, niet in vergelijking met de lezers. Hij is in zijn opzet om te verleiden zo goed geslaagd dat de ware inzet van zijn kunst niet eens wordt begrepen. Als een minnaar die het minder om de geliefde dan om de liefde zelf gaat, was het niet zozeer zijn bedoeling de lezers te veroveren dan wel om de fictie te redden. De lezer evenwel schijnt niet de angst te kennen waardoor de auteur bij het schrijven van zijn boek werd geplaagd. De inspanningen die hem door deze angst werden ingegeven, waren misschien wel nodig, maar met de angst zelf staat de verleider alleen. De kwetsbaarheid van fictie wordt door een jubelend publiek totaal genegeerd omdat ze hun eigen kwetsbaarheid niet onderkennen. Het publiek voelt zich door de auteur bemind en meent ook het volste recht te hebben op deze liefde.

       Het is op zijn minst denkbaar dat zo???n auteur zich dan wel eens een ander soort lezer wenst, eentje die beseft uit wat voor onzin zijn zelfgevoel eigenlijk is samengesteld. Een bescheiden exemplaar dat wat minder behept is met de platvloerse behoefte om altijd in de eerste plaats naar zichzelf op zoek te zijn in een boek en die zijn oordeel niet volledig laat afhangen van de mate waarin deze zelfherkenning tot stand is gekomen. Een lezer bijvoorbeeld die zich eerst door de wetenschap alle fictie van het lijf heeft laten stropen. Niet opdat die lezer vervolgens, door de wetenschap achterdochtig gestemd, ongevoelig wordt voor de betovering van fictie, maar opdat hij vanuit het besef wat voor een slecht boek hijzelf eigenlijk is, een oprecht artistieke waardering kan opbrengen voor het boek dat beter is dan hijzelf. Misschien komt de literaire taal pas echt tot haar recht nadat de wetenschap de dagelijkse taal heeft kaalgevreten en van haar zelfgenoegzaamheid beroofd. De lezer zou een meer verfijnde smaak voor fictie kunnen ontwikkelen als de wetenschap zijn al te vanzelfsprekende ik eerst een beentje heeft gelicht. Eenmaal de wetten hem hebben gevloerd, zal hij op een andere, minder zelfzuchtige manier openstaan voor het lied. Hij zal begrijpen dat de inspanningen van de schrijver niet in de eerste plaats op zijn vermaak, ontspanning of zelfbevestiging moeten zijn gericht, maar op de hoge eisen waaraan fictie dient te voldoen om uit de klauwen van de feiten te blijven.