Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

KRITIEKEN Over Maartje Smits en Lieke Marsman, over Miriam Van hee, Wessel te Gussinklo en over Marjolijn van Heemstra, Gustaaf Peek, Eva Meijer en Max Urai

Nu online:

Jonge wolven Siebe Bluijs & Anne Lou??se van den Dool discussi??ren over het persoonlijke ecokritische in Hoe ik een bos begon in mijn badkamer van Maartje Smits en Het tegenovergestelde van een mens van Lieke Marsman.

'Een aantal jaar terug werd verzucht dat literaire auteurs het onderwerp klimaatverandering grotendeels links lieten liggen. Inmiddels kunnen we voorzichtig stellen dat het tij lijkt te zijn gekeerd. Twee recente boeken van jonge Nederlandse auteurs positioneren zich door middel van paratekst expliciet als klimaatfictie.'

Geertjan de Vugt bespreekt de recentste bundel van Miriam Van hee als werden wij ergens ontboden.

'Het is bekend, Van hee is een meester in het oproepen van sfeerbeelden. Vaak hebben critici het verstillende en melancholieke karakter van haar po??zie opgemerkt. Dat komt niet in de laatste plaats door de terugkerende elementen in haar po??zie: sneeuw, wind, mist, regen en licht. Het zijn de elementen die veel van de Midden- en Oost-Europese kunst een melancholiek en misschien wel mystiek karakter geven.'

Lars Bernaerts buigt zich over De Weergekeerde Bloem van Wessel te Gussinklo.

'De titel van de nieuwe roman van Wessel te Gussinklo (1941) draagt zowel mulischiaans gewicht als, met zijn bombastische hoofdletters, reviaanse ironie: De Weergekeerde Bloem. Dat de roman een mulischiaanse samenhang nastreeft, kondigt het motto aan: "Maar in het hoogste stadium, dat van de Weergekeerde Bloem, wist hij in zekere zin helemaal niet meer wat hij deed: daar heerste de opperste vrijheid van de leegte."'

Sven Vitse wijst op een verlangen naar het collectieve in het werk van Gustaaf PeekMarjolijn van HeemstraMax Urai en Eva Meijer.

 'Vereenzaming ??? het maatschappijbeeld dat de Nederlandstalige literatuur van de voorbije jaren toont, laat zich in dat ene woord vatten. De motieven zijn genoegzaam bekend: personages zoeken naar hechting, relaties, oprechte communicatie. In eerste instantie lijkt deze zoektocht zich vooral op het microniveau van individuele contacten af te spelen, maar het gevecht tegen de vereenzaming krijgt steeds vaker een maatschappelijk en collectief karakter. De constructie van gemeenschappelijkheid is dan ook een inherent politieke activiteit, of het gaat om twee individuen die elkaar proberen te begrijpen of om grotere groepen die zich verenigen rond een gedeeld programma.'